reisverslag Bretagne 2008 - Alleen een gebloemde tarp paste er niet meer bij...



Bretagne
Alleen een gebloemde tarp paste er niet meer bij...
Lann Hoëdic, Sarzeau
Zomervakantie 2008



Voor Aaf, een vrouw naar ons hart.




Zondag 20 juli 2008

Met mijn billen in het zand terwijl de zee in mijn oren golft en de zon mij dwingt mijn ogen wat toe te knijpen, schrijf ik weer.

Nadat wij gisteren om acht uur uit Heeten vertrokken, met het plan om onderweg te overnachten en vandaag het laatste stukje naar de camping Lann Hoëdic te doen, is alles reeds geschied. De tenten staan en wij zitten al in bikini aan het strand. De dagen ervoor bestonden uit pakken, pakken, vooral tactisch pakken. Vorige week zondag kwamen wij nog bijeen om afspraken te maken wie wat mee zou nemen maar na gisteravond de explosie uit de beide auto’s gezien te hebben, vraag ik mij terdege af waar wij afspraken over gemaakt hebben. Aaf zou trots op ons zijn maar hierover later meer.

Zoals ik al zei – een enorme explosie. Hoe het allemaal in Bretagne terecht heeft kunnen komen vraag je je af. Zei Jacques nog in vertrouwen tegen Otto: “Er ligt het een en ander in de voorkamer waar ik nog een managementbeslissing over moet nemen.”, krijg je als je ons nog niet eens verfijnde kampement ziet toch zeker het idee dat hierin wat is misgegaan. Sprak Evelien vrijdag de woorden: “Ik zag dat jullie ook alles strak ingepakt hebben” – waar dit ook nergens op sloeg want het spul van de Doggers lag nog als een in elkaar gezakte berg uitgespreid over de oprit op dat moment – stond deze opmerking werkelijk in geen verhouding tot de bijna Turks aandoende, zwaar beladen achterover hellende Passaat waar zowel Charlotte als Femke met hun knieën in hun neus moesten zitten vanwege alle spullen aan hun voeten. Dit gold overigens ook alleen niet voor de rest van de Van Loevezijns omdat zij ofwel de pedalen moesten bedienen ofwel gewoon kortere benen hadden. Er is nog nooit een poging gedaan voor het Guinness Book of Records : hoeveel kan ik in een Volkswagen Passaat met fietsenrek stoppen – anders zouden zij zeker winnen.
Bij huize Dogger, mede dank zij Femke’s onuitputtelijke afstreeplijst (zie bijlage I), ook een explosie aan spullen. “Moet dat allemaal mee?!”spraken Opa en Oma Boek ontzet toen zij de honden op kwamen halen om te komen logeren gedurende de vakantie. “Oh, dit is nog niet alles”, sprak ik luchtig, “de klerentassen nog en het windscherm en de koelkast en..”. Enfin, het spreekt voor zich, al heb ik mijn emmers thuis gelaten (stond eventueel achter op mijn bijgewerkte afstreeplijst, zie bij lage II) en heb ik een opvouwbare afwasteil, ook wij zijn van alle gemakken voorzien.

Gister om half vier deden wij een laatste stop van een tot dan zeer voorspoedig verlopen reis. Dit jaar bij Wigink afgesproken om acht uur zodat de bandenspanning op peil gebracht kon worden om het gewicht te dragen. De Tomtom werd ingetoetst met als bestemming Sarzeau en hij gaf 1068 kilometer aan. De reis vlotte goed en via de Banlieu van Parijs en hier en daar een plas- en eetpauze waren wij om een uur of vier nog maar 250 kilometer van onze bestemming. Wat gebel uit de auto naar B&B’s en hotels langs de route leverde of Complet of prijzen waar wij drie keer van uit eten zouden kunnen. Lang leve de mobiel en na wat overleg, ook met de camping, konden wij ons aldaar om kwart voor acht melden. Twee plekken kregen wij toegewezen die in elk geval groot genoeg waren de eerder genoemde explosie aan te kunnen. De pizzabakker die in het weekend op de camping bakken komt was al “los” dus zat er voor ons niets anders op dan de restanten van de picknick voor onderweg op te eten. Eerst werden de twee oudertenten, na enig overleg over hoe schuin ze nou precies op de wind moesten staan en hoe dit geaccidenteerde terrein het minst tot zijn recht zou komen, toch binnen drie kwartier opgezet. Het vertrouwde gezoem van de luchtbedpomp in beide tenten, het in elkaar zetten van de twee keukentjes, matjes voor de tent, tafels, kleedje erop, stoelen eromheen, kaarsjes, gaslamp aan het haakje aan de stok, hangertjes aan de kapstok, toilettassen uitklappen en aan de haken ophangen, afwasteilen onder de punt. Ach, ik kan alle fijne details gaan opnoemen maar er gaat niets boven de geur van de tent. Het moet natuurlijk zo zijn dat de geur je herinnerd aan de goede vervolgen tijden van kamperen met je ouders of eerdere grote liefdes maar elke kampeerder kent de geur: de tent, de slaapzak – beetje muf, maar niet onprettig, warm, vertrouwd. Zo’n geur waar je in wil duiken.

Aaf Brandt Corstius schreef een column in de VT Wonen met de titel “Wie zegt er dat je geen bloemen op je kampeertafeltje zou mogen zetten?” (zie bijlage III). Hierin doet zij uit de doeken dat zij recent vervent kampeerder is geworden en dat zij zeer gelukkig wordt van het vrije buitenleven met haar tent waar zij het zo gerieflijk mogelijk wil maken, van gebloemde flanellen lakens tot een houten kist om de keukenspulletjes uit te stallen. Een vrouw naar ons hart hebben Femke en ik besloten. Is het bij mij meer aqua en groen getint en bij Femke roze en blauw – een vrolijke boel van alle gemakken voorzien, gerieflijk en gezellig is het zeker.
Toch, toen ik gister mijn tent in ging was het niet het nieuwe knijplampje op elektriciteit dat nu onze tent zo mooi verlicht, niet de op elkaar gestapelde blauwe kratten die nu een kastje vormen voor mijn keukenspulletjes, niet de azuurblauwe gebloemde strandmatjes die het vloerkleed van mijn tent zijn die mij het meest gelukzalige gevoel gaven. De geur van mijn slaapzak waar ik inkroop na het geweldige geluid van het dichtritsen van de tent – er zijn maar weinig dingen die gelukkiger maken.



Maandag 21 juli 2008


Gisteren met mijn billen in het zand, vandaag met mijn voeten in het gras op mijn stoel onder de varioluifel. Wederom dwingt de zon mij de ogen ietwat toe te knijpen.

De dag van gister was weer zo’n dag waar wij er al velen van beleefd hebben met kamperen. De routine van camping-alle-dag zat er weer snel in. Femke haalde als gewoonlijk het bij de alleraardigste eigenaresse van de camping bestelde brood. Daarna start de smeerestafette voor het zestal kinderen: eerst een broodje met gezond en daarna pas zoet. Het sap, de melk en de yoplait ontbraken omdat wij wegens ruimtegebrek in de koelkast, volgestopt met oh zo nuttige kampeerartikelen, niet zoveel mee van huis hadden genomen aan etenswaar.Omdat Mevrouw Camping ons bij aankomst Les Attractions Touristique al uit de doeken had gedaan, wisten wij dat er gisterochtend markt was St. Gildas de Rhuys en vertokken wij na het ontbijt aldaar.
Ondanks de enorme drukte, heel Morbihan leek gedacht te hebben daar naar toe te moeten gaan, was het bezoek weer een succes. Wat is zo’n Nederlandse woensdagmorgenmarkt dan toch een aanfluiting. In zo’n klein rotplaatsje lachen de verse producten je toe: van kaas tot vlees, van fruit tot vis. Bakken vol met abrikozen, kersen, nectarines. Bakken vol met mosselen, oesters en kreeft. Hele hammen, kippen en varkensruggen, hele zalmen, tonijnen en supergrote forellen. Natuurlijk gingen wij er weer met een goede buit vandoor. Voor de lunch namen wij mosselen, oesters en een spinkrab mee. De Super-U in Sarzeau gaf ons de rest van de boodschappen. Michiel regelde weer een kortingskaart bij de balie omdat ons dit in Italië vorig jaar goed bevallen was. Hoewel de mevrouw van de balie wat bevreemd keek naar het adres hebben wij nu een bonuskaart van de lokale Appie Hein aan onze sleutelbossen.
De lunch was overheerlijk. De grote pan (zie meeneemlijst Dogger, bijlage II) was net groot genoeg om de spinkrab in te koken. Slechts Nepalees zout (potje Femke, zie meeneemlijst Loevezijn, bijlage I) werd toegevoegd waarna zij fantastisch smaakte. De speciaal voor het kraken van krabben- c.q. kreeftenpoten meegenomen notenkraker kwam dag één al van pas. Omdat er een straffe wind waaide op de camping, werd het windscherm opgezet zodat de skottel voor de mosselen uit de wind kon staan. Spinkrab, mosselen, oesters, glaasje witte wijn, broodje Campagne om de sappen te soppen – zou naast gezellig Aaf ook culinair vijf sterren vertoeven?

Vanaf de camping is het zo’n 800 meter lopen naar het strand en omdat het zulk mooi weer was werd besloten eerst naar het strand te gaan alvorens de finishing touches aan ons kampement te verzorgen.
Binnen één minuut lagen de kinderen in zee. Ik schreef over de dag ervoor, Michiel struinde, Jacques doezelde na een duik en Femke tekende wat. Niet het mooiste strand dat je je kunt voorstellen maar voor een eerste duik voldoende genoeglijk. Zelfs zo dat zowel ik als Femke tot ons haar te water gingen (zie hierover eerdere reisverslagen – ik wil niet te veel in herhaling vallen).
Bij terugkomst ontlipten wij een koel blikje bier en gingen over tot fase twee van het inrichten van ons kampement. De varioluifels werden bevestigd en net als vorig jaar met het betere knoopwerk tot een geheel gemaakt. Met de door mij vanaf het bospaadje vanaf het strand meegesleepte takken werd met, hoewel Michiel daar weinig vertrouwen in had maar toen later toe moest geven dat hij goed hing, de waterzak een de boom geknoopt. Hoewel boom een groot woord is voor het ielige ding dat tussen onze tenten staat. Desalniettemin staat ons kookeiland er van in de schaduw en doet hij dienst als een knooppunt voor de waslijnen, die verder naar een losstaande tentstok gaan en dan weer verder naar de varioluifel. Ach, volgens mij kun je ons zo langzamerhand overal een kampement op laten zetten en staan wij nog prachtig. Met zoveel kampeerervaring, padvinderstalent en gevoel voor kampeergezelligheid zouden wij nu niet meer hoeven bedanken voor die concentratiekampachtige plek die wij vorig jaar in onze zoektocht toch maar aan ons voorbij lieten gaan.

Worstjes, aardappels, sla en tomaat met basilicum – alles van de markt – maakte ons avondeten waarna de kinderen naar de bedden gingen. De oudsten werden nog voorgelezen uit De scheepsjongens van Bontekoe om mijn jeugdsentiment nog wat te verhogen. Toen ik hiermee klaar was, was de koffie klaar, de amaretto op tafel, de kaarsen aan en lagen de speelkaarten klaar. Wat is het toch een fijne routine.

Peter Hajo heeft afscheid genomen van zijn moeder
Eindstand kaarten: P 112, F 98, en de rest… ach.



Dinsdag 22 juli 2008


Opnieuw schijnt de zon, zo nu en dan drijft er een wolk voorbij. De handdoeken wapperen in de wind aan de waslijn.

Omdat het gisteren ook al zo’n prachtige dag was, werd na het aanrommelen in de morgen tegen het middaguur besloten een strand elders op te zoeken. Mevrouw Camping had op een kaart van het gebied bij aankomst aangegeven dat bij Anse du Logeo een mooi strand zou zijn. Na het pakken van de mandjes reden wij eerst langs een mooie winkel met Produits Regineaux waar voor de lunch brood gekocht moest worden.

Aangekomen bij Logeo bleek het een mooi plaatsje maar geen strand te bekennen. Dus maakten wij rechtsomkeert en gingen naar het Plage du Fogeo in de buurt van Port du Crouesty, een mooie baai waar wij ons zetelden tegen de rotsblokken op het zand. De gebraden, nog warme, worst van dezelfde mooie winkel werd tussen een broodje gelegd en smaakte goed. Tot dat de Prosecco uit de koeltas kwam liep onze routine voortreffelijk. Helaas bleek toen – haperingetje – de kurkentrekker niet in het vakje naast de Opinel geplaatst. De beide leden van de inpakploeg hadden er wel aan gedacht maar niet gepakt. Dat wij ons niet zomaar laten kisten moge duidelijk zijn. Met een Opinel een fles wijn open maken bleek geen enkel probleem en binnen luttele minuten vloeide het bubbelende vocht in de glazen en daarna in de mond.

Na de lunch togen Jacques en de kinderen aan het bouwen van een fantastisch fort waarachter zij heerlijk uit de wind konden liggen. Chiel nam een kijkje op de punt, wat met name zere voeten opleverde door de weg er naar toe op het kiezelige strand. De dames lazen in hun boek.Na de appeltaart en nog een frisse duik in de zee, waar nu zeker wat golven op kwamen, door negen van de tien van ons, gingen wij huiswaarts.
De stop bij de Super-U leverde ons een avondmaal van Penne met saus die even op zich liet wachten omdat bij ons bekend was, via de aankondigingen in het toiletgebouw, dat deze avond tussen zes en acht er proeverij en verkoop zou zijn van cognac en wijn. Hoewel de oesters die ook nog beloofd waren niet materialiseerden was het toch erg grappig. De verkoper, een jonge gast met al een ruime buik, liet ons alles proeven tot en met de oudste cognac van zijn grand pére. Natuurlijk zijn wij de lulligste niet en met zes flessen Muscadet en drie flessen jongen Pineau, een mengsel van krentenwijn met cognac, gingen wij huiswaarts. Wij zijn doorzichtiger dan wij denken want de vriendelijke verkoper sprak bij het afscheid: “Tot volgende week!”.

Omdat het zout mij toch wat te plakkerig om het lijf werd in combinatie met zonnebrand sprong ik voor het eten nog even onder de douche. Deze heeft een heerlijke straal en is weliswaar gratis maar moet wel elke twintig seconden op zijn knop gedrukt worden om door te lopen. Femke had mij al toevertrouwd dat dat makkelijk op te lossen was door met je bil op die knop te drukken. Goeie tips verdienen gevolg dus zo gezegd zo gedaan. Met de handen in het geshampode haar duwde ik mijn rechterbil naar achter op de hoogte waar ik dacht dat de knop zich zou bevinden. Mijn bil kletste tegen de koude muur, ik drukte nog wat en voelde toen de knop lichtjes in mijn onderrug prikken. Conclusie van dit alles is dat ik toch zo’n vijftien centimeter beenlengte verschil moet hebben met Femke. Als ik ook de biltechniek wil uitvoeren zal ik óf stiletto-slippers aan moeten schaffen óf op het blauwe kinderkrukje wat bij de wastafels staat onder de douche mee moeten nemen. Hier zie ik toch maar vanaf omdat bleek, toen ik Femke vertelde van mijn te korte pootjes, de biltechniek ook voor haar niet zonder gevaar is. Een kleine weifeling tussen bil- dan wel handtechniek heeft haar nu een in elk geval een met haar Gillette-mes geschoren bil opgeleverd. Ik huiver bij de gedachte aan de bloederige taferelen die dit had kunnen geven en beperk mij nu tot de handtechniek.


Peter Hajo is vertrokken met de Nieuw-Hoorn, en Padde ook!
Eindstand kaarten: F 111, P 101, M 96, J 83



Woensdag 23 juli 2008


De verjaardagsvlaggetjes wapperen in de wind, de zon laat ze feestelijk glinsteren. De negende verjaardag van Jasper belooft al net zo’n mooie dag te worden als gisteren.

Als wij over de prikkelheg kijken, kunnen wij rechts de zee zien en links het kasteel van Suscinio. Na het riante ontbijt van pain au chocolat, croissants, roerei en vers stokbrood werd er eerst nog wat gelezen, geschreven, gedoucht, gegamed, gesprongen in de speeltuin en een handwasje gedaan. Een van de luchtbedden van de familie van L. blijkt lek dus moest ook nog gerepareerd. Na het opnieuw oppompen – waarbij de Outwell-pump het nog begaf en eerst zelf gerepareerd moest worden – werd bij de washokken het luchtbed natgespoten en de lek gelokaliseerd. Omdat het bed nu eerst weer drogen moest konden wij vertrekken.

Op de kaart, waar Mevrouw Camping alle attracties in het gebied met een dikke gele markeerstift had omcirkeld, was een mooie rondwandeling te zien: via het bos heen naar het kasteel Suscinio en dan via het strand weer terug. Met een paar handdoeken in Femke’s Oillily-rugzak, wat water en een pak koffieleutjes gingen wij op pad. De Rue Victor Hugo bleek een rustige weg met bermen vol prachtige wilde bloemen. Hoge heggen met zo nu en dan een doorkijk wat weer een blik gaf op uitgestrekte graanvelden aan de ene kant of de zee aan de andere kant.

Kasteel Suscinio, met drie imposante torens, blijkt in de jaren tachtig van een vervallen ruïne volledig gerestaureerd te zijn tot zijn huidige glorie. Een documentaire die vertoond werd, maakte duidelijk dat bij de restauratie met natuursteen de muren opnieuw waren opgebouwd, de leistenen op de daken opnieuw waren gemaakt en zelfs de versieringen van het glas in lood tot de krullende metalen pinakels op het dak volledig hersteld waren. Het was vooral het besef dat dit met moderne werktuigen al jaren in beslag had genomen maar natuurlijk in de tiende tot de zestiende eeuw werkelijk decennia moet hebben gekost om hier slechts maar een klein deel van te doen.
Na een vrolijke dans door twee meisjes vergezeld van wild luchtgitaarspel van twee jongens en een zang van de Lollypop-girls, daar waar normaal in de openlucht opera wordt opgevoerd, gingen wij via het strand weer terug. De baai is vanaf ons strand al te zien en is werkelijk prachtig. Met het lage water waren grote rotspartijen zichtbaar geworden. Een al laag staande zon liet de waterspiegel glitteren en met de net buiten de branding voor anker liggende zeilboten een erg mooi gezicht. Met blote voeten in het zand raapten wij al wandelend krabben, zeesterren en parelmoer schelpjes, zagen wij nog een witte reiger en een zwartkop-ibis, dachten wij lepelaars te kunnen zien vliegen en kregen wij een op en top vakantiegevoel. Ondanks de afstand, die met ruim tien kilometer waarvan de helft over het strand, klaagde niemand wat genoeg zegt over hoe fijn het was. De enorme ijsco die wij bij het winkeltje aan het strand kochten hadden de kinderen dan ook echt verdiend. De ouders dronken een bier dan wel een Desperado uit blik (met ingebouwde citroen) en verorberden een zak chips. Op het muurtje gezeten sloegen wij de andere badgasten gade.
“Als ik zo’n blanke vette plons was, had ik ook die neger gekozen om mij lekker in te smeren..”
“Kijk, d’r gaat blubber in een bikini te water!”
“Jasper, ga jij eens tegen die mevrouw zeggen: Madame, votre ballons c’est perdu de votre bikini”
Pedagogisch gezien niet erg verantwoord maar we konden het toch niet laten.

Omdat de verbranding bij iedereen langzamerhand in de alarmfase kwam, gingen wij terug naar de tent. De heren gingen naar Sarzeau voor inkopen voor de BBQ terwijl de dames zich ontpopten tot vakkundige pedicures. Er werd al dagen om gezeurd: “Gaan we onze nagels nog doen?”. Voor de vakantie had ik bij de lokale pedicure op mijn teennagels nail-art laten zetten – gezellige witte bloemetjes met een klein glittertje prijkten op mijn tenen. Natuurlijk wilden Paris Hilton (alias Charlotte) en Nicole Richie (alias Nienke) dat ook en werd er bij de DA en de HEMA glittertjes en lakken gekocht om hetzelfde bij de twee modepoppen van de camping te creëren. Dat het een succes was moge duidelijk zijn want terwijl ik dit schrijf zitten de buurmeisjes hier ook onder de luifel om hun tenen te laten doen.

De biefstuk van de BBQ – groot genoeg per stuk om een gezin van vijf te voeden – smaakten voortreffelijke en ook de kinderen verorberden hun worsten met brood en sla met smaak. Ondanks de wel gezette koffie en thee, dat de Amaretto wel op tafel stond en de speelkaarten ook wel klaar lagen, restte Femke en mij niets anders dan de handbal en dan met name de verschrikkingen er van nog maar eens bespreken. De heren kwamen niet meer boven water.

Peter Hajo redt zijn kraai Gerrit van de baldadige bootsmannen en Padde wordt het hulpje van de bottelier
Eindstand kaarten: -



Donderdag 24 juli 2008


De handdoeken wapperen in de wind, de zon schijnt, de uitgespoelde bikini’s en zwembroeken hangen te drogen.

Om half negen gistermorgen kwam Nienke vertellen dat wij Jasper gingen wakker maken in zijn tent. Met cadeaus onder de arm en gewapend met een bus spuitconfetti gingen wij naar de ballonnen versierde Koningsstern. Uit de meegebrachte verjaardagstas was, naast vlaggetjes, ballonnen en confetti, ook het mooie spandoek JASPER 9 JAAR gekomen. Na het zingen, kussen, feliciteren en uitpakken van zijn cadeaus gingen de kinderen brood halen. Terwijl de moeder van Mevrouw Camping zelfs van achter de toonbank kwam voor een grande bissou op beide wangen van de jarige, nam hij ook zijn verjaardagspost opgestuurd door Opa Lochem en Opa en Oma Wierden in ontvangst.
Na het ontbijt vertrokken Femke en Jacques om taart te regelen. Natuurlijk waren de jongens niet van de Nintendo met de nieuw gekregen game af te slaan maar wonder boven wonder wist Stadler (alias Daan, Jasper is Waldorff – naar de twee oude kerels van de Muppetshow, zie verder Italië 2007) zich los te weken en ging met zijn vader mee om een frisbee te scoren.

Zonder de soesjes waar ze op gerekend had, ze heten toch Parijse soesjes sprak Femke bij herhaling, maar met mooie meringues voor het bouwen van de verjaardagstaart keerden de ouders van de jarige weer. De meisjes en buurmeisjes hielpen met het bouwen van de taart op de ook meegenomen kartonnen taartplateaus van de HEMA. Het geheel – met rietjes voor de ranja, 9 kaarsjes in mooie voetbalstekers, nog een mooie aardbeientaart op een ander plateau – had weer een hoog Aaf-gehalte.
De taart met schuimpjes overgoten met chocola smaakte misschien nog wel lekkerder dan die we al kenden met soesjes. In het gezelschap van onze buren, Wilco en Daniëlle uit Leusden, gingen wij na de koffie in de schaduw van de varioluifel over op een glaasje wijn of een biertje. De kinderen vermaakten zich op de camping met een kat-en-muis-spel met veel water en een aantal Franse jongens die het met name op Danique hadden voorzien en later ook Nienke.

Met het stijgen van de temperatuur begon ook de alcohol ons naar het hoofd te stijgen en besloten wij strandwaarts te gaan. Michiel – alias Sil de strandjutter – had niet alleen een frisbee gekocht maar ook een zeer professioneel metalen mandje, inclusief steekschepje, harkje en oesterbeitel. Moesten wij twee jaar geleden in Bretagne het nog met plastic emmertjes en blote handen doen, dit jaar zien wij er uit als op en top connaisseur. Een mandje waar je normaal gezien alleen een diepgebruinde, rimpelige Fransoos met een paar bootschoenen en een donkerblauwe dan wel witte korte broek, in omgekeerde U-vorm gebogen, over het door eb drooggevallen deel van het strand zier scharrelen.
Hij ging daarom naar de andere kant van de punt waar wij de dag ervoor halverwege opkwamen bij onze wandeling naar het Suscinio. Wij sloegen rechtsaf naar het strand. Door het lage water een flinke tippel terwijl de temperatuur nu toch mediterrane vormen aangenomen had. De verfrissende duik, ondanks dat dit samen was met veel krabben, was dan ook zeer welkom. Natuurlijk had Jasper zijn gekregen bodyboard meegenomen maar in de branding bleek het niet zo makkelijk de kunsten van Otto Rocket uit Rocketpower te evenaren. Om half zeven vonden wij het welletjes en keerden huiswaarts. Na enig zoeken vonden wij ook Chiel weer die les had gehad van een eerder omschreven super-U. Het blijkt een kunst te zijn en niet voor ongeoefende vingers. Volgens Chiel zijn vrouwelijke super-U’s nog beter – zij lezen het zand en hop weer een Palourde. De oogst van Chiel, van het spul dat in de supermarkt €16,- de kilo doet, was toch zeker € 4,- oftewel 14 stuks. Niet slecht voor een beginner.

Het door Jasper gekozen verjaardagsmaal van gebarbecuede hamburgers met sla waren heerlijk. De buren plakten tot laat voor onze tent en bij controle van de witte wijnvoorraad vanmorgen dachten wij nog één witte te hebben maar het bleken er twee.
“Oh, dan zijn we nog bescheiden geweest”, sprak Femke.
“Nou, dat zou je bij de glasbak vanmorgen niet gezegd hebben”, weerlegde Michiel dit.
Eigenlijk hadden we het ook wel kunnen weten want het nieuwe luchtbed dat nog opgepompt moest worden – de plakpoging van het oude was niet succesvol genoeg – bleef luchtloos. De pomp zoemde luid maar toen Michiel polshoogte ging nemen zag hij een verdwaasde Jacques die echt dacht dat hij aan het pompen was en een pissige Femke (“Hij kan niet eens een luchtbed oppompen!!) met een leeg luchtbed en een draaiende pomp tussen hen in.

Ach, met een klein vuurwerk als slot, was het toch weer une bonne fête d’anniversaire. Ik heb de pomp al weer horen zoemen dus vanavond kunnen we gewoon weer op een gevuld luchtbed Peter Hajo’s avontuur oppakken. Ik mag toch hopen dat er dan ook weer een kaartstand te melden is.



Vrijdag 25 juli 2008


Terwijl de laatste wolken wegdrijven en de temperatuur al weer zeer aangenaam is, staat de eerste uitstalling van de markt – artisjokken, aubergines, kazen en langoustines – al weer klaar voor de lunch van vanmiddag.

Na de feestelijkheden hadden wij een rustige start. Er werd nog wat nagepraat over de gezelligheden waarna was en afwas ter hand genomen werden. Het kampement was vanwege straffe wind en zowaar een paar regendruppels ’s nachts en in de vroege ochtend danig verbouwd om alles in veiligheid te brengen. Nu werd het weer in zijn vertrouwde vorm teruggebracht. Wij pakten de strandtassen en –mandjes weer vol met wat de hand zo vond en vertrokken richting Port Navello. Door Mevrouw Camping weer driftig aangestreept in fluorescerend geel dus waarschijnlijk de moeite waard.
Op de verste punt van Presq’ile d’Rhyus gelegen, was de Port met bijbehorend strand dit zeker. Een mooi baaitje, links en rechts geflankeerd door rotsen met witte huisjes erop en een straatje bezaait met restaurants en barretjes. Wij nestelden ons op kleden en handdoeken op het strand terwijl Chiel, het liep al weer tegen die tijd dat je weer wat trek begint te krijgen na een ruim ontbijt, op zoek ging naar iets eetbaars.
De warmte op het strand maakte een directe duik noodzakelijk en ondanks het toch aardig koude oceaanwater ging iedereen te water. Bij terugkomst bleek Chiel drie overheerlijke pizza’s te hebben gekocht. Zo uit de doos in de hand, in grote punten gesneden met de Opinel, met zicht op de mooie baai, smaakten ze naar meer.
De sluierbewolking die kwam maakte de middagzon verdraagzaam. Terwijl de kinderen vermaakt werden door een voorstelling over hoe om te gaan met het milieu (georganiseerd door naar wat leek een landelijke campagne want je zag de stands op meerdere stranden), lazen de moeders weer in hun boek. Jacques rommelde tussen de kinderen en de rotsen en Michiel nam op de verder gelegen punt de omgekeerde U-houding weer aan.
De uren verstreken en langzaam aan begon het waarlijk wat dicht te trekken met wat donkere wolken. Toen Femke erachter kwam dat er nog twee kinderslaapzakken buiten op de tent hingen, werd zij toch wat nerveus en besloten wij om half vijf naar huis te gaan.

Via de Noordelijke route gingen wij terug waar wij langs Pen Castel kwamen, wel degelijk gemarkeerd op de kaart terwijl je dat nou niet zo zou zeggen. Het bruidspaar, zij net zestien geweest leek het en hij alsof hij er niet erg veel zin in had, dat juist daar de bruidsreportage liet fotograferen door een vadsige fotograaf stonden letterlijk in de modder en figuurlijk als op een –schuit. Ik hoop dat ze ondanks de met groene algen besmeurde onderrand van haar crèmekleurige bruidsjurk toch een mooie dag heeft gehad. De foto’s kunnen in elk geval niet veel wezen. Vanmorgen zag ik een foto van dezelfde plek bij vloed en toen zag het er wel degelijk mooi uit dus misschien moeten we met het getijdenboek ter hand nog eens terug.

De oudste kinderen Dogger kropen in de Passat terwijl Veerle met Chiel en mij boodschappen voor het avondeten ging doen. Een stop bij de visboer in St. Gildas d’Rhuys leverde vier enorme tonijnsteaks op die met bijna slagerachtige hakbewegingen van de rest van zijn lichaam, dat in zijn hele toestand toch zeker een meter geweest moest zijn, werd gescheiden. Naast een paar oesters en een mooi stuk zalm weer genoeg Omega’s om de door Femke tóch meegenomen visolie-capsules voorlopig weer achterwege te laten. De super-U leverde tot slot nog de gebakken aardappels en sla. Alleen de straffe wind op de camping maakte dat je je realiseerde dat je niet in een vijfsterren restaurant zat.
Door mijn voorleestaak voor de grootsten ben ik gevrijwaard van da afwas. Niet zozeer omdat dat niet zou kunnen maar wij leven hier in zo’n mediterraan tempo dat het na het avondeten toch hoog tijd wordt om direct naar kooi te gaan voor de kinderen. Nu begrijp ik van afwasteam I (Femke en Michiel) dat de vaat zelf de beproeving niet is maar Meneer Verbal Diarrhoea. Eerder hadden zij al een Fransman, die als ware act, zonder maar eenmaal de handen te drogen, het presteerde simultaan te roken én af te wassen. Nu moesten zij het non stop relaas van deze politieman uit het Noorden des lands doorstaan. Michiel valt, hoe zou het ook anders, volledig stil terwijl Femke op het moment dat Verbal adem haalt er snel een prangende vraag tussen gooit. Niet noodzakelijk zoals zijn naam al aangeeft want ook zonder belangstelling praat hij wel door…constant maar door. Ik dacht de man nog nooit ontmoet te hebben en letterlijk genomen is dat ook zo. De woordenstroom in de naast de mijne gelegen douchecabine tegen een jongetje genaamd Ties doet mij vermoeden dat ik dichtbij was, heel dichtbij.

De kaarten werden geschud en gelegd, soms meerdere keren omdat dan de een dan wel de ander een kaart teveel of te weinig had, waarmee de avond tot een goed einde kwam. Voor het eerst dit kaartseizoen met name voor Jacques.

Peter Hajo geeft de handsschoenen gekregen van Sijtje aan de Fries en mag in ruil hiervoor een tatoeage.
Eindstand kaarten: J 129, P 96, F 70, M 65 (hoewel Michiel de laatste standen niet wilde opschrijven – “Ik speel voor een leuk potje kaarten en niet voor jouw boekje”.



Zaterdag 26 juli 2008

De zon schijnt weer en het humeur van de meeste van ons, met uitzondering van Claire, is weer goed. Hoe anders dan de dag van gisteren begon, eindigde hij.

Terwijl ik gister aan het voorlezen was van het geschrevene zaten wij al gesplitst – kinderen rechts onder de ene en ouders links onder de andere varioluifel waar de regen optikte. Kopje koffie, beetje lezen en maar hoopvol kijken of het al een beetje lichter werd.
Omdat er toch een aantal zaligheden gekocht waren op de markt werden deze natuurlijk – weer of geen weer – voor de lunch klaargemaakt. De artisjokken werden gekookt onder de luifel op de gaspitten en kregen een vinaigrette-dip. De langoustines gebakken op de skottel in zoute boter met knoflook en de Merlut gegrild op de BBQ die, voor de druppelende gelegenheid, onder een professioneel opgezette tarp van blauw plastic zeil met twee stokken van het windscherm was geplaatst. Naast een lust voor het oog, wat zijn zowel artisjokken als langoustines toch ingenieus gebouwd, met name een lust voor de maag. Al dippend, krakend, slurpend en smakkend, vingerlikkend en bij herhaling roepend “Oh, wat lekker” en “Oh, wat smaakt dit goed” werkten wij ons door de superbe lunch.

Omdat het nog steeds regende, en nu niet meer zachtjes, besloten wij een kaartje te leggen. Hoewel Femke nog opperde gewoon nog een keer te boerenbridgen was Michiel onverbiddelijk: “Nee, we gaan klaverjassen en ik ben met Femke” – uitgekookte vogel. Nou zit het zo dat mijn klaverjas-seizoen loopt van zo halverwege juli a augustus tot drie weken na de start ervan. Verder raak ik het hele jaar geen kaart aan. Dit klaverjassen is vorig jaar in Italië voor het eerst van start gegaan dus leek mijn verzoek om even een lijstje met de gewone en de volgorde bij troef mij niet onbillijk. Deze volgorde moet door de Engelsen bedacht zijn want is al net zo onlogisch als bijvoorbeeld hun metrische stelsel, hun lengtematen, hun telling bij tennis of de spelregels van cricket. Nou zit het daarnaast zo dat in mijn optiek hij daar toch wel eens een handje van heeft maar dit bij klaverjassen binnen luttele seconden voor elkaar heeft: hoe zet ik mijn vrouw neer als een dom, inferieur typje. “Nou, het wordt toch wel ’s een keer tijd dat jij eens normaal gaat doen en leert klaverjassen zonder lijstje – dat kunnen wij toch allemaal” – en voilá! De toon was gezet en ging van kwaad tot erger, en meer en meer ergernis.
Het SKDBUFEM, oftewel het Super Klaverjas Duo Bestaande Uit Femke En Michiel, wonnen en wonnen en in tegenstelling tot de dag ervoor moest met groot vertoon tussenstanden, hoe groot de winst was en hoe vaak de roem, stuk of rik, ruk, rot toch op gepasseerd was, breed uitgemeten worden. Door Chiel, die de stand bij hield. Eenmaal hoefde niets genoteerd worden – bij 8 - 8.
En ook al zal het heus zo zijn dat hij het echt niet zo bedoeld geeft SKM-DTZOHSVFL (Super Klaverjas Michiel – Die Toch Zwaar Op Het Spel Van Femke Leunt) mij het gevoel dat ik te suf voor woorden ben. Het zal wel een fout ingeslopen patroon zijn waar ik maar moeizaam uit kan komen. Na de partij ging Chiel slapen in de auto, Femke en Jacques wat boodschappen doen en ben ik gaan afkoelen op het strand.

Na en stevige maaltijd van pasta met sla was de regen opnieuw begonnen. Terwijl wij stonden af te wassen, waar tot mijn teleurstelling Verbal niet verscheen, stortte de regen met bakken uit de hemel. Mijn humeur was wel wat opgeklaard en wederom zetten wij ons aan de blijgebloemde dis voor een kaartje. Femke, meer van de vrede, opperde nog of ik nu met haar ging maar dat is voor mij een gepasseerd station. Ik had al snel weer de haren overeind nadat Chiel mij weer van ongevraagd advies ging dienen over hoe hij wel met Igor…, oude omaatjes die je alle hoeken van de kaarttafel in de kroeg lieten zien…, en als ik nou maar wat vaker zou klaverjassen ( waarbij ik refereer aan de lengte van het seizoen en de lichte huivering die altijd door mij heen gaat als ik het woord klaverjassen alleen maar hoor). Afin, u snapt het. Ik blijf dit seizoen lid van de IMKKBUJEP – Iets Minder Kundige Klaverjassers Bestaande Uit Jacques En Petra. Ik zal vrolijk meedoen over KKS (Kut Klaverjas Seinen -welke gek dat bedacht heeft zit vast in het Engelse Lagerhuis), KKRT (Kut Klaverjas Roem Tikken), KKTDVOOVBDS (Kut Klaverjas Troef Draaien Van Onder Of Van Boven De Stapel), etc., etc. Ik leg mij er bij neer dat in de beste families een Klaver Boer en Klaver Nel voorkomt. Volgend jaar ga ik hartenjagen denk ik.

Eindstand kaarten: gelukkig speelt Michiel voor een leuk potje en niet voor mijn boekje.



Zondag 27 juli 2008

In de zon is het te heet dus moet de luifel schaduw bieden om aangenaam te zitten. “Tja Bretagne – moet je wel een beetje geluk hebben met het weer”is mij menigmaal gezegd als antwoord op de vraag “Waar gaan jullie naar toe op vakantie?”. Eén dag regen op de negen tot nu toe lijkt mij wel aardig wat geluk.

Gisteren trokken wij naar Vannes. Half bewolkt, zowel weertechnisch als in mijn hoofd want niet uitgeslapen en nog steeds niet helemaal in mijn hum, dus prima om een oude stad te bekijken. Vannes, gelegen aan de andere kant van de Golf du Morbihan, stond als sterattractie vermeld in de Capitool reisgids van Bretagne. Het middeleeuwse centrum werd omschreven als een wirwar van smalle straatjes waarlangs mooie gerestaureerde vakwerkhuizen staan. Na enig gezoek naar een parkeerplaats – is een parkeergarage altijd al een uitdaging met een Volvo XC90, met een welke-Nederlander-is-dat-nou-weer-op-vakantie-dakdrager een volledige onmogelijkheid – werd er een gevonden naast de universiteit.

Omdat het markt was, moest je veel moeite doen om boven de vele hoofden en kramen de vakwerkhuizen te ontwaren. Natuurlijk is ondanks de drukte zo’n Franse markt altijd een lust voor oog en neus. Hoewel niet iedereen dat laatste vond over de prachtige overdekte vishal waar ik Nienke het grootste deel van de tijd met dichtgeknepen neus zag rondlopen. Toch een geweldige vismarkt waar werkelijk rond het middaguur de helft van de vis al weg was. Terwijl Femke alles weer digitaal vastlegde, waardoor zij niet in de gaten had sjans te hebben met een zeer aantrekkelijke visman, en Veerle elke vis in de ogen prikte om vervolgens een erg vies gezicht te trekken, vergaapten wij ons aan toutes les poissons. Dat niet alle, uit de welke-Nederlander-is-dat-nou-weer-op-vakantie-dakdrager-auto’s, rollende Hollandse vakantiegangers het Frans even goed beheersen, bleek bij het verlaten van de hal.
“Hé, ’t is vis!?!?” sprak Sjonnie waarna zijn Sas haar neus optrok, hun dochter idem dito, en met de opmerking “Gatver, vis, nou écht nie!!!” zijn verzoek om toch even binnen te kijken in de wind sloeg.

Uit dezelfde gids werd via een kleine wandeling door straten met prachtige winkels – waar uit de messencollectie van Languinol deze keer een hardroze kaasmes werd gekozen en door Femke een zelfde gekleurd steakmes en waar uiteindelijk dan toch een keer waxinelichtjes voor de bewaarde yoghurtglaasjes ter verfraaiing van ons kampement werden gekocht – ons lunchadres bereikt. La Saladière zou grote schalen met mosselen serveren en hoewel deze absoluut niet op de kaart stonden toch geenszins een teleurstelling. Hoewel het terras op Place Gambetta zeer aantrekkelijk leek maar met tien man tegelijk als een Volvo XC90 in een parkeergarage, was er voor ons allen wel plek in La Saladière. De kinderen zaten met zes aan een tafel en wij aan het raam met vier. Het uitzicht werd volledig geblokkeerd door de bouw van een ondergrondse parkeergarage maar het eten smaakte er niet minder om. De salade met geit en de andere met Jambon voor de dames en voor de heren Foie Gras vooraf en twee borden met prachtige vissen en noix de St. Jacques als hoofd waren voortreffelijk. De kinderen genoten ook aan hun eigen tafel van hun Boeuff Hachée met friet.

De lunch zakte langzaam terwijl wij ons door de straten naar de Cathédrale St. Pierre vervoegden waar omdat de familie van Loevezijn kaarsjes brandden voor oma, Daan, Nienke en Veerle dit ook maar deden – voor Marko (ons konijn dat afgelopen kerst overleden is).

Via de baai waar wij nog even een stop maakten bij het natuurreservaat van Sennes – een vogelwalhalla waar Michiel later nog een keer zal terugkeren – gingen wij weer terug. Omdat het moerasachtig gebied is, is er niet een mooie weg langs de hele baai maar vanaf St.Armal lijdt de D780 ons wel langs de Golfe du Morbihan. Bij St. Armel stopten wij op een punt waar je links en rechts de baai uit kon kijken en waar aan de oevers de oesterkwekerijen zijn. Langs de weg was een vente directe en natuurlijk aten wij, gezeten voor een krakkemikkig huisje maar van een bijzondere schoonheid, een dozijntje oesters met een glaasje Sancerre.

Onze Franse buurman uit Lille – die ook elke lunch zoals het een Fransman op vakantie betaamt zijn BBQ opstookt – is volgens mij een ware Camping Gourmande. Terwijl zijn vrouw een paar dagen terug met een schaal vol gepofte aardappels paradeerde, zag ik hem van onder de luifel glurend telkens een wit rond ding optillen wat leek op een dekseltje van een doosje camembert. Bij nadere inspectie – op de goede onbeschaamde initiatiefnemende instelling van Femke (anders hadden we het nu nog niet geweten want ik ben te schijterig om zomaar op buurman Frans af te stappen en te vragen wat hij aan het doen is) – bleken het inderdaad doosjes camembert, met een stukje folie eronder zo op de BBQ. Het zou een soort raclette moeten geven waar je brood dan wel gepofte aardappel in doopt. Natuurlijk horen wij al jaren bij de Club des Camping Gourmandes en niets is ons te gek. Drie soorten camembert waarvan doosje één en doosje twee niet de mooie pofferigheid van buurman Frans maar nummer twee een aanmerkelijke betere consistentie had dan een. Het smaakte zeer goed en wij gaan deze kunst verfijnen. Doosje drie paste er niet meer bij

Na het eten heeft Michiel met de kinderen een nieuwe mengvorm van landje pik en Fries kaatsen ontwikkeld met Jeux-des-Boulles ballen wat zo’n schreeuwend en schetterend enthousiasme teweeg bracht dat het op het Kasteel Suscinio nog te horen geweest moet zijn. Hierdoor was het te laat voor Peter Hajo en uiteindelijk ook voor lang kaarten. Boerenbridge tot dertien dus.

Eindstand kaarten: F 108, M 89, P 88, J 75



Maandag 28 juli 2008


Toen ik vanmorgen om kwart voor zeven een plas ging doen, hing er een prachtige mist die oranje gekleurd werd door de opkomende zon over de velden achter de camping. Nu ruim drie uur later begint de temperatuut al aardig op te lopen. Gisteren was ook een stralende dag – hier en daar een wolk en weinig wind.

De heren vertrokken vroeg naar de markt waar zij de vis voor ons avondmaal haalden. Twee enorme Dorades, speciaal op verzoek van Femke die vis mét kop wilde. Terwijl de heren weg waren, deden Femke en ik, hoewel niet tegelijk, een handwas. Bij de eerste spoelbeurt begon ik de was op kleur te leggen en merkte dat mijn Nederlandse buurvrouw – dat wist ik zeker want zij waste hetzelfde gezellige jurkje met vissenprint van de Hennes als ik – mij wat bevreemd begon aan te kijken. Even wilde ik vragen, kijkend naar haar wir war aan kleuren of zij dan niet door het Aaf-virus was besmet, maar bedacht me en liet het voor wat het was. Misschien gaat het wel wat ver dat je je was kleurgecodeerd ophangt. Misschien moeten we ook zeker Aaf’s conclusie niet uit het oog verliezen dat kamperen wel kamperen moet blijven.
Na terugkeer van Chiel en Jacques zetten wij ons onder de luifel en lazen en schreven wat. Broodje Rillette en een glaasje gekoelde cider maakten de lunch naast de heerlijke Reine Claudes en nectarines. Michiel prepareerde op de BBQ gegrilde artisjokharten die een dag in de marinade hadden gelegen en grilde aubergines om er aan toe te voegen – dit alles om vanavond door de tomatensalade voor bij vis van vanavond te doen. Omdat de temperatuur hoog was trokken de kinderen en de buurkinderen hun zwemkleding aan en begonnen aan een watergevecht. Terwijl wij rustig zaten, bleek het een waterballet geworden te zijn en kregen zij op hun donder van Mevrouw Camping. Ook wij als ouders kregen een standje: “Ai em not amjoezzzed at ol! For deir edioekaizion iet iez goedd toe tell dem det woater iez verrie scairz uround heer.” Wij verontschuldigden ons natuurlijk maar toch liep zij op hoge poten weg.

’s Middags pakten wij de mandjes en tasjes en gingen wij terug naar het strand waar wij een aantal dagen terug langs gelopen waren. Tussen de rotsen gelegen lazen wij en maakten de kinderen een restaurant met de naam “De Gouden Zwaan”. Wij plonsden in de zee die dit keer zeer aangenaam van temperatuur was zodat je er prima een tijdje in rond kon zwemmen. Om het idee van mooie close-up collages te maken van fruit, groente, bloemen, vis en zee struinde ik de branding af naar mooie schelpen die mooi genoeg lagen om te fotograferen. Het was goed toeven en pas tegen zevenen keerden wij weer tentwaards.

De worst voor de kinderen en de vis voor de volwassenen werden gegrild en vergezeld van pizza van Luigi die deze zondag nog niet los was.

Omdat de buren gaan vertrekken werden tussen de kinderen de adressen, met name hoe elkaar te vinden op hyves, uitgewisseld en gingen zij samen nog op de foto. Nadat wij ze in bed hadden gelegd – het liep al weer na tegen tienen – kwamen Wilco en Daniëlle nog een borrel drinken. Onder de luifel met de waxinelichtjes en gaslampen aan was het behaaglijk en erg gezellig.

Ik zie dat buurman en buurvrouw Frans ook bijna klaar zijn met pakken. Misschien moeten we ons kamp wat gaan uitspreiden. Rechts P1 met een bordje op een paal 23-HD-XX en P2 met paal 28-NJ-LS. Links – ach, hadden we nou maar een mooie gebloemde tarp.

Door omstandigheden geen uitslagen



Dinsdag 29 juli 2008


Sprak Femke gister de woorden “Dit vind ik lekker weer, jongens”, waarna het de hele middag regende, deed zij dit vanmorgen weer. Ik hoop niet dat het een voorteken is voor de weersgesteldheid van deze dag. Terwijl wij in de auto zitten op weg naar Lorient schrijf ik over de dag van gister.

De dag begon goed met inderdaad heerlijk weer: zonnetje, wolkje, licht briesje. Onze buren uit Leusden waren iets later dan gepland klaar voor vertrek – zes minuten volgens Wilco die mij aardig strak in de planning overkwam – maar ook zeer strak gepakt. Met vier kinderen – Danique (12), Anne-Lou (11), Coen (8), Eliza (6) – en alle kampeerspullen zaten zij weliswaar ingeblikt als sardientjes allemáál met de knieën in de neus en moest de welke-Nederlander-is-dat-nu-weer-op-vakantie-box met duct-tape bij elkaar gehouden worden, ze pasten er wél in. Had hun kampement een laag Aaf-gehalte, en verzuchte Daniëlle meermaals dat zij ook dan wel de gezellige kleedjes, de gezellige bloemen of onze vario-luifel zou willen hebben, geloof ik niet dat ze het er minder gezellig om hadden.
Na afscheidskussen en handen schudden, zwaaiden wij hen uit en gingen aan het ontbijt. Ideaal weer voor de was dus sopten en plonsden wij er weer op los en hingen de lijnen weer vol. De kinderen pakten hun kaats-jeux-des-boules weer op en speelden samen met Chiel menig potje. Veerle maakte samen met haar goedlachse vriendinnetje Janneke soep in de grote pan – de pan waarvan ik altijd dacht: “Dat nooit, het moet wel een beetje kamperen blijven…”– en verkochten dit voor een schelp naast de jeux-des-boules baan. Ze is er wel echt een van Aafke’s tiental want had de uitstalling op de steen natuurlijk wel opgeleukt met een bosje bloemen meegenomen van het kampement.

Voor de lunch hadden wij nog slibtong in de koelkast liggen. De visboer van Sarzeau bleek een goede te zijn. Als enige was hij al bijna los toen Michiel en Jacques ’s morgens tegen tienen bij hem kwamen. Het was dan ook de enige kraam waar het druk was en Michiel, die daar een neus voor heeft, stapte ook in de rij. Op aanraden van Visboer moesten de slibtongetjes nog een dag blijven liggen. Het rappe Frans van Visboer (en het ontbreken van mij – ik zeg niet veel in het Frans maar souffleur de rest de vertaling in) maakte de reden onduidelijk. Waarschijnlijk het slijm maar het leek so wie so goed zijn raad op te volgen en dus kregen wij ze een dag later gepaneerd en al van de skottel.
Als we nu een directe invlieglijn maken van Sarzeau naar Akkrum en Michiel daar laten koken op een enorme skottel dan zou wellicht restaurant De Oude Schouw weer in ere hersteld kunnen worden. In elk geval was het op deze manier niet failliet gegaan. Als Claire maar lang genoeg in de leer blijft bij Michiel, zij bakte de worstjes voor de lunch en wil later kok worden, lukt het misschien ook – Restaurant Claire…: Een restaurant waar een magere spriet met blauwe ogen en korte stekelige haren sinds 2028 het scepter zwaait en haar naam gaf aan het etablissement. De kok, haar moeder enigszins teleurgesteld niet zozeer met de beroepskeuze van haar dochter maar wel dat zij haar lange blonde vlechten had afgeknipt, at als kind van zes al het liefst mosselen. Zij kookte op jonge leeftijd al met een kennis, die zelf later in zijn boerderij een BBG (Bed & Breakfast Gourmande) begon. Dat haar jongensachtige uiterlijk, zij droeg op jonge leeftijd al jongensonderbroeken en haatte roze, haar juist geholpen had zich op te werken in deze harde, door mannen gedomineerde wereld konden de reisgenoten toen nog niet voorzien…

Allengs werd het wolkendek dikker en zelfs zo dat wij dat deel van de was dat nog niet droog was naar onze binnendrooglijnen verplaatsten. Nog net op tijd want niet zo snel daarna deed, zoals Chiel zei, God het voorspoelen van de vaat. De temperatuur daalde rap en de fleecetruien konden aan. De kinderen doken de ene tent in en terwijl de ouders lazen dook ik de andere tent in om te kijken of ik de hoofdpijn die zich meester van mij had gemaakt weg kon slapen. De middag werd, nadat ik uren later wakker werd maar wel van mijn hoofdpijn was, doorgebracht met lezen, schilderen, slapen en kijken of het al wat lichter werd. En zowaar tegen vijven was het over en gooiden wij de fleece weer uit en zetten ons wederom in de zon.

Vorige week toen wij bij Meneer Pineau proefden en kochten op de camping, stond naast hem een frietachtige kraam die toen tortilla’s verkocht. Voor de volgende maandag werd er Moules et Frites aangekondigd en wij reserveerden natuurlijk meteen. Er vanuit gaande dat het gewoon dezelfde kraam zou zijn met nu dan mosselen en friet om mee te nemen, vroeg ik ’s ochtends nog in al mijn onnozelheid: “Hoe laat kunnen we die mosselen eigenlijk afhalen?”. Omdat Michiel graag zeiken mag vooral tegen zijn ega, kwam er een heel relaas dat de mosselen om precies vijf uur gekookt waren en dan warm gehouden tot… ja, dat was dan weer lastig, maar in elk geval hopelijk tegelijk met de friet, etc, etc. Een “Dat weet ik ook niet want we hebben geen tijd afgesproken” was afdoende geweest. In elk geval ging Jacques tegen half zeven polshoogte nemen en het bleek dat het niet zo maar Moules et Frites was en emporter maar dat wij ingetekend hadden op een avond vol vermaak. Mevrouw Camping wist hem te vertellen dat het vanwege het regenrisico verplaatst was naar de schuur in plaats van in de openlucht maar de jongens van The Brian McCombe Band zouden spelen terwijl wij dan onze maaltijd verorberen.

Aangekomen bij de schuur, gelegen achter het huis van Mevrouw Camping, bleek hij vol te staan met meegebrachte campingtafels en stoelen waaraan de halve camping al zat te smullen. Natuurlijk snelden wij huiswaarts en haalden onze tafel met tien stoelen, en het mooie gebloemde kleedje. Wij zetten ons in de enorme schuur en Jacques ging in de rij voor ons eten. Mevrouw Camping en Oma Camping stonden met de stagiaire onder een enorme partytent met biertafels vol zelfgebakken taarten. Even verder stonden twee koks, onder het bezielende oog van de man die de week ervoor inderdaad de tortilla’s verkocht had, enorme pannen met mosselen te koken. In een prachtige gietijzeren pan op vuur werden de frieten regelmatig opgeschud in het mandje dat er in hangt. Wijn, die wij al eerder in de campingwinkel kochten, vloeide rijkelijk. De driekoppige band van Brian had zich geïnstalleerd in de hoek bij de grote deuren en speelde de sterren van de hemel met Bretonse maar net zo goed Ierse volksmuziek. Brian de zanger, een zeer jolige kerel van geboorte Ier, startte de avond met te stellen dat Ierland toch wel het mooiste land ter wereld was maar dat wij onszelf konden troosten: “Il neige a Irlande séjours!”. Onder het prachtige geriedel, gefiedel en gefluit smaakte alles heerlijk. Terwijl ik even rondkeek, werd ik meteen, met eurotekens opspringend in zijn ogen, herkend door Meneer Pineau en met een joviaal “Aaahaaa, Bonsoir Madame!!!” gunde hij mij een grote glimlach. Gelukkig kwam het later goed door bij hem een flesje VSOP cognac te kopen.
De muziek werd opzwepender en al snel sprongen links en rechts Fransen in de benen om volksdansen uit te voeren. De ervaring heeft ons geleerd dat Femke als snel ook de beentjes van de vloer heeft en de lokale dansen zo met zwier onder de knie heeft. Dansten wij vorig jaar nog de Passedoble in Italië met Don Juan en zijn blondje, dit jaar een mooie Ierse volksdans op een zanderige vloer in een schuur in Bretagne. Luid klappend werden de dansers aangemoedigd en bij het laatste nummer werd natuurlijk luid om meer gescandeerd. Nog één riedel en toen was het echt afgelopen. Weer zo’n avond om nooit te vergeten.



Woensdag 30 juli 2008


In een waterig zonnetje – maar hij is er – en met enige druk op mijn schouders want Michiel zegt dat we zo gaan vertrekken, schrijf ik weer op mijn vertrouwde plek onder de luifel.

Gisteren moest er toch ook maar weer eens actie ondernomen worden na de niksige regendag van ervoor. De missie was Lorient waar een museum was in een oude troller en ook een bunker voor onderzeeërs van de Duitsers uit de Tweedewereldoorlog.
Zo’n zestig kilometer verder gelegen arriveerden wij in Lorient dat nou niet echt uitblinkt in schoonheid. Veel nieuwbouw – vanwege de bombardementen in de oorlog met name om de later door ons bezochte bunker – en nog meer lelijke flats. De binnenstad deed nog het meest denken aan Ipswich in Engeland dat een zelfde lot beschoren was maar dan met bommen van de andere zijde. Een parkeerplaats werd gevonden vlak bij de haven en te voet gingen wij eerst naar het museum op de Thalasso. Hoewel wij bordjes opgespeld kregen en met groots vertoon naar de troller geleid werden, alsof wij een groot staatsgeheim onthuld zouden krijgen, wat ons wat lacherig maakte, was de boot echt erg interessant. Tussen 1950 en 1990 was de Thalasso intensief gebruikt op zo’n 250 missies met name voor wetenschappelijk onderzoek van water, vis en zeebodem. De boot had ook iets weg van die oude Griekse veerponten die tussen de eilanden heen en weer hoppen met roestige plekken en afgebladderde verf maar je kreeg een heel goed gevoel over hoe het leven aan boort geweest moest zijn op al deze missies. De kooien, het kombuis, de kapiteinshut – alles was nog aanwezig tot en met de stokbroden in de oven aan toe. Met mooie films over de visserij door de jaren heen met zo’n grote troller en welke technieken daar bij gebruikt werden, was het ook voor de kinderen een beeldend museum en zeer leerzaam.

Via de jachthaven liepen wij stadwaarts en liepen wat door de eerder omschreven straten. De winkels nog wel aardig maar verder niet veel aan. Omdat het al later in de middag was, werd er besloten een snelle hap te doen en kochten wij een broodje bij een mooie bakker. Belegd met kip, ham, salami of zalm smaakten ze heerlijk. De baas van de dag bepaalde dat er ook meteen een ijsje achter aan ging. De baas van de dag is ingesteld om maar één maal in de vier dagen als ouder het gezeur van zes kinderen aan je hoofd te hebben over ijsjes, snoepjes, koekjes, chips, nog meer cola, nog meer toetje, etc. Omdat ondanks dit leuk bedachte systeem het gezeur om ijsje hier, ijsje daar, ijsje overal niet van de lucht is, was het een verademing om ze er een te geven en er voor de rest van de dag van af te zijn.

Met de auto reden wij in de richting van de Bateau Sous Marine. Waar de stad er nog modern, fris wit maar lelijk uitzag, werd het hier allengs aftands, smerig grauw lelijk. Een scène uit Trainspotting zou hier niet misstaan. Ondanks dat er overal bordjes met pijlen richting de bunker stonden, stonden er net zoveel bordjes acces interdit en leken alle gebouwen bij elkaar wel de bunker te zijn. Na enig zoeken in en om de aftandse zooi, nu voor het grootste gedeelte in gebruik als loodsen voor de bootbouw van zeewaardige jachten, vonden wij dan toch de ingang van het museum. Voor de kinderen toch wel wat heftige films waar mannen uit onderzeeërs proberen te ontsnappen na geraakt te zijn door een torpedo en met een aantal zeer primitieve anticompressie middelen het wel lukt maar één zijn apparaat kwijt raakt en vrijwel direct sterft. Of huilende opa’s die de mijn tegen hun schip wel overleefd hebben maar hun makkers niet. Nou is het fenomeen van decompressie met de ziekte van Caisson so wie so niet makkelijk uit te leggen maar aan kinderen al helemaal niet: ja, en als je dat niet hebt dan knappen je longen uit elkaar…
Maar de bunker zelf – groot, groter, grootst – is het bezoeken waard en met muren dik, dikker, dikst werd het in elk geval duidelijk waarom, gezien het feit dat dit Duits bezit was, er van Lorient niet veel meer over is gebleven.

Nog even deden wij een poging om een kijkje te nemen in het museum van Eric Tabarly. Zijn boot waar hij mee de wereld rond gezeild had, alvorens op een latere reis voorgoed te verdwijnen in de Ierse zee, lag daar en aan hem was een tentoonstelling gewijd. Omdat het al laat was en toch ook dorstig zetten wij ons aan een mooie tafel buiten op het terras van een hypermoderne club en dronken wat.

Besloten werd uit het welbekende boekje weer een restaurant te zoeken. Ons oog viel op Le Neptune die zo beloofde de gids vis verser dan vers had. Nog gesloten reserveerden wij er voor een half uurtje later en deden nog een poging om de enige overgebleven originele huizen van Lorient in Art Deco en Jugendstil te vinden. Ondanks het doorkruisen van elke straat in het Quartier waar ze zouden zijn, vonden wij zo nu en dan een krullerig hekje maar niet echt Jugendstil te noemen of vierkante blokjes maar om nou echt Art Deco te zeggen, nee. Na even de kunsthistorica in ons midden gevraagd te hebben of wij iets gemist hadden, bleek zij in de auto achter ons ook niet erg onder de indruk en keerden wij en gingen naar het restaurant.
De bediening zou vriendelijk zijn maar was dit in eerste instantie zeker niet. Manvriendelijk – dat wel – het beste getekend door de vraag van Jasper aan zijn moeder bij het verlaten van het etablissement: “Had ze nou een te lange jas of een te kort rokje aan?”.
Hoewel het restaurant nou niet als chique gemerkt kon worden – ik had er op mijn Crocks naar binnen gedurfd – was het duidelijk niet op kinderen ingericht. Geen echt kindermenu maar desondanks konden zij toch een keus maken die een goeie bleek. Natuurlijk mosselen voor Claire, gewone vis voor Charlotte en (hoe verzin je het eigenlijk in een Frans visrestaurant) Roast Beef voor de rest. De ouders, met uitzondering van Femke die vooraf mosselen en als hoofd een Merlut at, waagden zich aan een plateau Fruit des Mer. Aan het woord plateau kan je niets afdingen – wat een overdaad. Oesters, garnalen in alle soorten en maten, krabben, kokkels, slakken. Je kan het zo gek niet bedenken en het was er, en supervers. Wij smikkelden, smakten, krakten en kraakten er weer lustig op los.
Na nog mooie ijscouverts en koffie keerden wij pas tegen tienen terug naar de tent. In de auto las ik de grote kinderen, om een kleine inhaalslag te maken, drie hoofdstukken voor uit Bontekoe. Het klaverjasseizoen is helaas wat slap dit jaar…

Peter Hajo heeft een anker op zijn bovenarm en overleeft de storm. Joppie de hamster van Lijsken Cocs helaas niet.
Eindstand kaarten: -



Donderdag 31 juli 2008


Hoewel bewolkt is het zeer aangenaam. Op de achtergrond kwetteren de kinderen boven de lego en de barbies. Femke schildert rozenbottels. De heren zijn op onderzoek uit bij de VVV en ik zit met de benen omhoog te schrijven.

Zoals gezegd werd er gister benen gemaakt om weg te komen. Eigenlijk toch al weer te laat – voor de visafslag moet je toch vele uren eerder zijn – vertrokken wij voor ons doen vroeg. Om half elf zaten wij in de auto en dat betekende dat wij tegen twaalven in Queberon aankwamen. Op een ver in de zee uitstrekkende punt gelegen waar op de smalle strook er naar toe er ook alleen nog maar plaats is voor de weg. Hoewel wat meer toeristisch dan bij ons toch erg mooi. De zon scheen fel, zo nu en dan wat in veervorm geschakeerde schapenwolkjes. Wit met blauwe Bretonse huisjes wisselden af met de onvermijdelijke lelijke nieuwbouw maar ook op stukken met mooie felgekleurde huisjes.
Natuurlijk was de visafslag al lang en breed over maar de pier konden wij een eind oplopen. Links en rechts lagen trollers, waar we de dag ervoor nog over geleerd hadden, met mooie verweerde en verroeste planken. Nog een zonderlinge visser liet een, er als een binnenste trommel van een wasmachine uitziende bak zakken in het water om de gevangen sardientjes in leven te houden. De glinstering in het water van de zon, de ziltige vislucht, de wind die de lijnen en vlaggetjes laat klapperen en tikken. We hebben het menigmaal gezien maar het blijft erg mooi.
Aan de pier waar visrestaurant na visrestaurant, de een nog fleuriger en kleuriger dan de ander, naast elkaar lagen, kreeg je spijt dat wij gisteren al net zo uitgebreid uit eten waren geweest en een picknick bij ons hadden voor aan zee. De neiging om je tussen de gezellig etende mensen te voegen was groot.

Tot Nienke’s grote geluk was er een enorme trampoline waar je je ook nog eens aan een soort bungyjump-tuig moest haken zodat je vele malen hoger kan springen dan normaal. De laatste maal dat wij zo’n apparaat hadden gezien was op het afscheidsfeest van dokter Leendert uit Haarle. Nienke kon toen als enige niet springen omdat zij op onze eigen trampoline haar arm had gebroken. Natuurlijk konden wij haar gesmeek of het nu wel mocht niet weerstaan, zeker niet omdat ik zelf de neiging had om te gaan. Charlotte, Daan en natuurlijk hoe zou het ook anders Veerle stonden ook te springen om te gaan. Veerle kon zelfs geduldig wachten in de rij. Met grote reuzensprongen draaiden ze salto’s in de lucht, Nienke en Veerle zelfs dubbele salto’s. Onder luid gegil werden zij door de man en de vrouw van de trampoline die, ondanks dat ze er uit zagen als de beste vrienden van het eerder genoemde danspaar uit Italië, goed op de kinderen inspeelden, met extra elastieken aan de haken als raketjes naar boven schoten. Zo hoog dat ze boven op Belle Ile moeten hebben kunnen kijken.

De lunch hadden wij bedacht op een mooi strandje maar toen wij de Côte Sauvage afreden, lachten de rotspartijen ons toe. De Atlantische Oceaan in vloed beukte met grote golven tegen de donkere rotsen. Een mooie plek werd gevonden, tussen de rotsen lag een plateau waar wij onze kleden op uitspreiden. Bij het openen van de mandjes bleek er door opnieuw een kleine hapering in de communicatie naast een pot pindakaas niets voor op een broodje te zitten.
Terwijl wij met de ontkurkte wijn wachtten op Chiel, die er op uit ging om wat te halen, zagen wij tot onze grootste verbazing, recht voor ons in de rotspartijen waar de golven schuimend overheen stortten, een rubberbootje met twee jolige jongens komen. Dit terwijl om de paar meter een groot bord in wel twintig talen stond met hoe gevaarlijk deze kustlijn wel niet was en hoe verboden het was hier te water te gaan. Ik vroeg eerst nog grappend aan Jacques “Weet jij wat 112 in Frankrijk is?” maar toen sloeg mij de angst toch echt om het hart. Wat nou als ze werkelijk om zouden gaan – ik zou geen idee hebben op welke wijze ik iets zou kunnen doen dat met redden te maken had zonder mijzelf ernstig in gevaar te brengen. Tegelijk met een andere vrouw, die kennelijk aan de overkant van de geul had liggen zonnen, stond ik op om de jongens luid schreeuwend en gebarend duidelijk te maken dat ze toch op z’n zachtst gezegd niet goed bij hun hoofd waren. De mevrouw liep naar Pa en Moe Nog-Veel-Minder-Goed-Bij-Hun-Hoofd om ze duidelijk te maken in wat voor gevaar hun kroost was. Moe, in een zwarte BH met alle kanten uitblubberend vet, en Pa, altijd leuk, in korte broek, melkflessen, hoog opgetrokken sokken in sandalen met een iets te jolige pet. Vast Engelsen – en die taal had ik toch zéker op de borden waar je over struikelde zien staan. Stelletje debielen! De jongens kozen eieren voor hun geld en keerden terug. Je mag hopen dat onze kinderen hier een les uit geleerd hebben. Aan het geluid van de regelmatig uitrukkende Pompiers te horen bestaat toch een deel van de wereld uit imbecielen.
De woeste golven, het beuken tegen de rotsen van de zee, de stralende zon die alles laat glinsteren, de lekkere sardientjes uit blik met brood en het glaasje Muscadet maakte het weer een waardige lunch.

Langzaam hezen wij ons weer in de benen en zochten een echt strand op. De golven, niet van spectaculaire hoogte maar beter dan in onze hoek, maakte dat de kinderen doken en sprongen dat het een lieve lust was. De zon brandde fel en we moesten uitkijken dat we niet verbranden. Terwijl Jacques nog even bij het iets verder gelegen fort ging kijken waar negenendertig verzetsstrijders gefusilleerd waren (Femke: “Maar die zijn nu weg?”) vermaakten de kinderen zich, opwarmend van de koude golven, met het bouwen van een eigen fort.
De terugweg werd aanvaard waar wij in Carnac nog even een stop hadden bij de Menhirs. De uit de prehistorie stammende bezienswaardigheid blijft zeer merkwaardig. De onderbreking tussen de ruim vierduizend stenen, allen in oost-west lengte geplaatst, komt vooral doordat ze voor huizenbouw uit de grond zijn getrokken. Boeken zijn er over geschreven maar niemand weet, zonder een grote dosis giswerk, hoe het precies bedoelt is. Het eens goed in ogenschouw nemend sprak Michiel bij de Truste de Menhirs de France met een zeer ernstig gezicht: “Het was een racebaan – op van die grote oerossen, wedstrijdje denk ik…”.

Nog net op tijd voor de Casino werd er op verzoek van de kinderen inkopen gedaan voor worst met aardappel en sla. De heren opteerden voor een kipje van de BBQ. Ondanks het feit dat zij gemarineerd en wel uitgespreid werd als een spatchkock chicken bleek het een soepkippetje en alleen door een cowboy platgereden onder zijn zadel was zij ooit mals geworden.
De terugkomst op de camping herinnerde mij direct aan menig terugkomst op de camping in Italië. Dag na dag werden wij daar verder ingebouwd op de daar niet ruim bemeten plekken. Hier zijn de plekken ruim bemeten maar desalniettemin wordt het steeds drukker op de camping. Op de plek van, blijkt nu, Buurman Frans Jolie staat nu Buurman Frans Chagrin. Niet alleen heeft hij een afzichtelijke bungalowtent en een afzichtelijke bungalowvrouw in een afzichtelijke roze bungalownegligé. Hij heef ook met groot chagrin zijn Renault expres voor de ene sluiproute naar de wc en zijn karretje vervolgens nog meer express voor de andere geplaatst.
Dat buurman Frans Chagrin écht niet aardig is hebben zowel Femke als ik gemerkt vanmorgen want op ons beider bonjours kregen wij geen retour. Ik denk dat ik, als ik toch probeer langs zijn karretje te sluipen vannacht om naar de wc te komen, het per ongeluk niet meer houden kan en op zijn karretje plas.

Eindstand: F 227, M 207, J 204, P 186



Vrijdag 1 augustus 2008


Er waait nog een straffe wind en vanmorgen maakte een grote stortbui ons wakker. Hoewel de zon goed zijn best doet is het nog wel wat fris.

Na de lange dag ervoor, met name voor de kinderen die chronisch te laat naar bed gaan, was iedereen toe aan een dagje omteuten. Hoewel voor een wasje draaien in de machine dik betaald moest worden, werd er een machine volgegooid. Jacques en Michiel vertrokken in de ochtend richting Tour de Parc. Daar wilden zij kijken of er ook vanaf die punt een mogelijkheid bestaat om met een boot mee te gaan vissen. Mevrouw VVV Quiberon wist te vertellen dat het alleen vanuit haar haven kon en nergens anders – Sarzeau, nooit van gehoord.

In de loop van deze twee weken zijn er eigenlijk twee trekpleisters ontstaan voor de kinderen van de camping. De ene hangplek is de speeltuin waar een groot springkussen is wat vermaak geeft voor jong en oud. Naast wat klimtoestellen en een tafeltennistafel is er verder niet veel maar juist daardoor waarschijnlijk eindeloos vermaak. De tweede hangplek is ons kampement. Zo’n hoog Aafgehalte is leuk maar het trekt kinderen aan als bijen op honing, Wij hebben kinderen in soorten en maten, speelgoed genoeg, lekkere kleedjes om op te zitten, gezellige tafels om aan te knutselen, etc. Elke moeder die om de hoek van Fort Aaf komt om Jeroentje, Janneke, Sita, Timo, Pako, Nathan of Britt komt halen, slaakt een kreet: “Oh, wat is het hier gezellig!”. Hierop barst over het algemeen het kind in tranen uit en wordt tegen zijn zin onder moeders oksel gehesen en afgevoerd omdat er gefietst, gewandeld, gegeten of een mooi kasteel bezichtigd moet worden.
Dat het echt een besmettelijk virus is, werd duidelijk bij terugkomst van Michiel en Jacques. Je met wel een zeer potent virus zijn wil je Michiel besmet krijgen maar voilá. Vol trots kwam hij terug van de markt met inkopen voor de lunch én een nieuw blauw tafelkleed. Zeer maritiem: blauw met vuurtorens en vissen – en ja, blauw hadden we nog niet!

Femke had om half een, net voor de terugkomst van heren, lunch en kleedje, een kreet geslaakt (er wordt wat afgekreet op zo’n camping)”Wat, is het al half een – tijd voor een glaasje wit lijkt me!”. Terwijl zij de wijn ontkurkte kwamen ze retour en hadden, vanwege het taaie karakter van het exemplaar van de dag ervoor, nu een sappige meegenomen van het spit van de markt. Met aardappels prêt-a-emporter-et-manger en een fikse hoeveelheid langoustines, couscous salade met gerookte tonijn en een zelfgemaakte tomatensalade met rode uien en basilicum was het weer helemaal top.

Eindelijk werd er weer eens een tijdje gelezen want ondanks dat we al bijna twee weken weg zijn, heb ik nog maar anderhalf boek uit. Femke schilderde, Nienke kreeg een beetje les van haar, Jasper maakte werkelijk een prachtige aquarel van een vuurtoren, achter in mijn logboek is Daan ook aan een verhaal begonnen.
Helaas toen wij om zes uur met de meisjes naar de in de wc-hokken aangekondigde workshop kralen rijgen begaven, bleek het meisje dat deze zou geven an akzident wiz ze baik gehad te hebben en ien plazster. De mooie schelpjes met parelmoer, gevonden op de terugweg van de wandeling naar Suscinio, zijn er nog en ik zal zondag op de markt van Sarzeau, waar een kralenverkoper stond, wat extra’s kopen en dan zelf de workshop maar doen.
Nogmaals vertrokken de heren naar de VVV, die dicht bleek op hun eerdere zoektocht. Terwijl het vanmorgen nog windstil was, stak nu een ware storm de kop op. De varioluifel van onze tent, met knoopwerk aan boom en luifelpaal van de andere tent vastgemaakt, schoot los. Alles klapperde en klepperde en het windscherm stond ook op punt van vertrek. Bij afwezigheid van mannen pakte ik vervolgens de moker ter hand en met wat nieuwe lijnen en haringen stond de luifel weer als een huis. Vervolgens, en volgens mij voor het eerst in mijn lange kampeercarrière, sloeg ik aan het controleren van de haringen. Femke, Charlotte en Nienke – ook zeer verdienstelijke kampeerders – konden in één minuut het windscherm afbreken, de was van de lijn halen, de losse dingen oprapen en onze tafelkleden fixeren met stenen en flessen water.
Overal om ons heen wapperden en klapperden de tenten terwijl die van ons stonden als een huis. Het enige wat nog wapperde waren de twee Nederlandse vlaggetjes op luifelstokken. De storm deed de koepeltent van de Engelsen schuin achter ons vervaarlijk buigen en noodzaakte later hun Nederlandse buurman en Jacques de partytent te redden voor hij in het weiland achter de heg zou landen.
Bij Luigi werden weer overheerlijke pizza’s besteld en terwijl wij die aten belde Jacques met de man van de boot die wel degelijk van Tour du Parc gaat vertrekken. Voor het mannelijk deel van het gezelschap werd in vaardig Duits klinkend, Engelstalig Frans een plek met visgerei gereserveerd voor zondag. Om de dames ook wat te bieden gaan Femke en ik zaterdag met ze winkelen in Vannes.

Eindelijk waren wij eens vroeg dus hadden wij weer kans de kinderbedtijd klok een half uur terug te draaien. Terwijl de kinderen tanden poetsten, wasten Femke en ik af. De wind waaide nog flink zelfs zo dat bij het vullen van de afwasteil onder de kraan, het schuim de bak uitwaaide. Tot hilariteit van de mevrouw naast ons. Gelukkig had zij vervolgens, een tot zacht gegrinnik van Femke leidend, Monroe-moment met haar eigen rokje - toch lastig terugduwen met een natte afwaskwast.

Na het voorlezen was het om half tien stil en konden wij eindelijk weer eens klaverjassen (het klinkt al bijna of ik er écht zin in had, toch?). Buurvrouw Frans Chagrin zorgt dat wij door haar gesnurk slapen op een trilplaat. Het helpt nog niet echt want zowel Michiel als Femke zijn gister uit hun broek gescheurd. Camping Gourmande is niet bevorderlijk voor de lijn maar – wat kin ’t skele je, ’t is fekânsje!

Padde denkt te leren buikspreken van Harmen maar wordt ernstig in het ootje genomen.
Eindstand kaarten: F+P 154 J+M 153



Zaterdag 2 augustus 2008


De luifel is weer in zijn antistorm-houding terwijl mistige wolken vol sprühregen langs drijven. Zo nu en dan een gat met een blauw stuk geeft hoop. Hoewel het gister fris begon eindigde de dag met gloeiende gezichten van de zon.

De ochtend verliep rustig. De kinderen vermaakten zich met de reguliere hangplekken en de reguliere hangjongeren. Door een klein ongelukje met haar vinger moest Jacques nog in actie komen met de handwas. Ondanks het zeer esthetische hardroze heft van Femke’s nieuwe Languinol was het vlijmscherpe lemmet toch genadeloos voor haar vinger, daar helpt geen ene handcrème aan. Het topje van haar duim is dichtgeplakt met hechtpleisters en gewone pleisters en ziet er spectaculair gewond uit.
Omdat de was nu eenmaal uit de week moest, heeft Jacques, terwijl Femke instructies gaf over hoe en wat precies, het handwasje uitgespoeld. Ik vraag mij af wat de rest van de camping zal denken: eerst zo’n gek van dat gezelschap die kleurgecodeerd spoelt om het ook zo op te kunnen hangen en dan van hetzelfde gezelschap een vrouw die haar man staat te dirigeren hoe een handwas uit te spoelen.
Nadat de buurhangjongeren vertrokken waren naar de iets eerder op de dag dan bij ons geplande activiteit, keerden de kids terug naar hangplek I. Binnen luttele seconden werd deze omgetoverd in kapsalon “La Tulipe d’Or”. Met stoelen en een ware receptie, kassa met zelfgemaakt geld, capes van handdoeken, een bezem voor de haren die op de grond zouden vallen en uitspoelbakken achter de stoelen, was het waarlijk een prachtige salon. Terwijl Michiel zich liet permanenten, met krullers van stiften vastgezet met wasknijpers, werd Jacques haar gemodelleerd in een ware James Dean look.

Femke deed inkopen voor de lunch en onder de luifel aten wij om het eens simpel te houden (en de rest van onze broeken heel) soep met brood. Zo langzamerhand was de lucht van de laatst overgebleven camembert van ons eerdere BBQ avontuur niet meer te harden in de koelkast. Na mijn opmerking dat het misschien een goed idee was deze nu bij de lunch klaar te maken omdat hij anders binnenkort zelf wel naar de BBQ zou lopen, sloegen de rookpluimen al snel weer op. De kunst was al aardig verfijnd want hij stond waarlijk bol, wat hoort, en was super van smaak.

Besloten werd, na druk gereken over wanneer het nu precies hoog en laag water zou zijn, naar Il Tascon bij St. Armel te gaan. Bij laag water kun je naar dit eiland toelopen en bij aankomst was het water inderdaad op zijn laagst. Omdat er weer velen in omgekeerde U-vorm boven het slik hingen, doken wij met uitzondering van Femke en Jacques (beide in wit roze gehuld dus misschien wel net zo verstandig) ook in de blubber op zoek naar Parlourdes. Na zo’n vijftig meter zaten wij al weer tot onze knieën onder de dikke blubber en op onze kleren dikke spetters zwart slik. Wadlopen naar Schiermonnikoog is niets vergeleken bij deze dikke drek maar, net als bij wadlopen, heeft het wel wat dat gesop en gesomp. Wonder boven wonder viel niemand languit en bleef het tot eerder genoemde blubberschade beperkt. Femke had weer de camera ter hand genomen en hele mooie details vastgelegd. Nieuw detail: Bretons blauw waar zij dan ook meteen maar een mooie plank van mee naar huis gaat nemen – onder haar billen denk ik, verder geen plek.

Op de punt van het vasteland, waar wij ons terugtrokken omdat het nu snel hoog water werd, lagen in het achterland eeuwenoude zoutpannen. Prachtig gelegen met linksachter ons de baai en voor ons een Bretons dorp verscholen achter de weilanden omzoomd met bos. Via een zeer mooi aangelegd dijkje liepen wij door een prachtig “marshland”met rietkragen, grassen, zeekralen en brembloemigen. Omdat er ook nog eens een oesterkwekerij lag doorkruisten wij via een dwarsgelegen dijk de zoutpannen. Het stugge gras prikte Claire te veel aan de benen waarna zij rechtsomkeert maakte naar Femke en Jacques. Helaas, want zij zagen nog wel een deel van de pannen maar waren niet bij ons toen wij de rest van het gebied bekeken. Na de oesterkwekerij, die niet veel voorstelde, kwamen wij bij de zoutwinnaar Olivier Chenelle. Door zijn hele mooie natuurgebied waar hij zeezout wint, had hij op leistenen die kris kras langs de dijkjes gelegd waren, geschreven wat er allemaal te bewonderen was. Ik heb nog nooit zoiets prachtigs gezien. Voorzien van uitleg, soms lastig in het Frans, met tekeningen en soms zelfs gedichten aan toe leerden wij over alle bloemen, de vogels die er vlogen, de kleinste muis van Europa met zijn nest op een strohalm, het wilde bijennest tegen de riethalm geplakt. Een kijker gericht op een nest jonge sternen en schepnetjes waarmee de kinderen de garnalen zo uit het water konden vissen. Uitleg over blauw- dan wel roodalg en stapsgewijs hoe je nou aan dat zout komt. De kinderen konden op leistenen kleien met de slik en tekenen met krijt. Werkelijk geweldig en ontzettend leuk. Dat zijn van die dingen – zo simpel maar zo mooi, je vergeet ze je leven niet.

Ter afsluiting werd op het terras bij een eeuwenoude bakker annex tabac annex bar, zoals zo vaak in Frankrijk, een glaasje gedronken. Pasta met saus en toen voor de kinderen nog een ijsje van Mevrouw Camping maakte de dag voor hen af. Terwijl ik ooit gezworen had nooit maar dan ook nooit meer samen met Michiel een klaverjasteam te vormen, is dat unicum toch geschied. En niet onverdienstelijk!

Padde is voor het eerst dronken en Rolf schrijft een roerende brief voor hem aan zijn moeder.
Eindstand kaarten: M+P 200 F+J 111



Zondag 3 augustus 2008


Sprak ik eerder nog wat schamper over de mensen met de opmerking “Bretagne, hm, moet je wel een beetje geluk hebben met het weer”, kan ik nu niet meer poggen. Horizontaal bewegende sprühregen, het is alsof wij in een wolk leven, trekt over de camping. De mannen zijn gaan vissen - berichtgeving is één makreel tot nu maar dat zal wel een grapje zijn.

Normaal hebben wij het tempo niet zo hoog liggen ’s morgens maar gisterochtend heerste er onder de minderheid van het gezelschap een koortsachtige spanning. Het tempo lag ook hoger – anticiperend op wat komen ging. “Gaan we nou?”, “Petra, hoe laat denk je dat we kunnen gaan?”, “Petra, ben je bijna klaar met schrijven?”. Terwijl ik in een moordend tempo de perikelen van de dag ervoor neerschreef, probeerde Femke rustig te lezen. Dat viel niet mee gezien het constante gevraag van Paris en Nicole die wel het meest op hete kolen zaten. Toen ik dan uiteindelijk mijn zwarte Moleskin dichtklapte waren wij net duveltjes uit een doosje. Onder een soort tergende gelatenheid van de achterblijvers werden wij met een: “Vooral kleine dingen hè?! Anders moet je het op schoot houden.” losgelaten. Op weg naar Vannes – winkelen. Er zijn vrouwen die stellen dat ze liever winkelen dan seks bedrijven. Zo ver zou ik niet willen gaan maar dat het een zeer genoeglijk tijdverdrijf is – zeker!

De laatste maal in Vannes werden wij met een gidsje toch in een snel tempo via de geschiedkundige delen naar een goed restaurant geleid. Ieder zijn eigen second best zal ik maar zeggen. Niets is frustrerender voor een shop-aholic dan in een tempo dat te laag ligt om alles te negeren maar te hoog om te beslissen al dan niet tot koop over te gaan, langs prachtige winkels geleid te worden
Zo zag ik in een wat chiquere Dille & Kamille (zeg maar Dille et Camille) toen al een mooie reistas – antraciet grijs afgezet met donkerbruin leer, model vergrote strandtas. Helaas door eerder genoemd fenomeen – niet gekocht.

Op de parkeerplaats ontmoetten wij kort nog even de broer van de schoonzus (zij die weer met haar broer is getrouwd) van Femke en zetten daarna snel koers stadwaarts. In straat één hadden wij alle vier iets te pakken en na vervolgens koers te zetten naar Dille et Camille kwam dan toch de satisfactie van het kopen van de tas. Wat een opluchting.
De hele middag winkelden wij dat het een lieve lust was. Bij La Villa Valencia lunchten wij na even gewacht te hebben op een mooie plek. Het restaurant gelegen op het oude gedeelte van de stad aan hoe kan het ook anders la Place Valencia was druk en gezellig. Buiten versiert met mooie hangfuchsia’s in gietijzeren bakken, de bloempotten van gevouwen plastic in bijpassende kleuren maakten het helemaal af. Terwijl onze Mademoiselles een Grand Dessert namen, aten de Madames vis: ik overheerlijke mosselen met gorgonzola en Femke lasagne de pêcheur.
Terwijl wij nogmaals moesten bijbetalen in de parkeerautomaat, vermaakten wij ons top. Hoewel de conclusie moet zijn dat er geen Fransman is die zich thuis ooit kan vergapen aan mijn formaat borsten en dat een Frans stel Femke’s spijkerbroek als dubbele slaapzak kan gebruiken, slaagden wij er zeker in het een en ander in te slaan.

De terugreis ging wonder boven wonder goed – de bordjes Vannes op de heenreis volgen was niet moeilijk maar vol van spanning letten wij natuurlijk niet precies op hoe wij daar nu kwamen. Zonder écht iets te herkennen – “Weet je zeker dat we hier op de heenweg ook langs zijn gekomen?” – gokten wij in een keer goed. Wij sms-ten er over een kwartier te zijn, bleken Michiel en Jacques voor de tweede maal in de Super-U die dag. Alles wat zij die dag eerder al gekocht hadden was in een hele dag durende lunch verorberd. De jongens en Claire hadden zich vermaakt met lego en struinen terwijl de heren aten en lazen. Veerle was op een strand-wandelavontuur met haar vriendinnetje Janneke, waar ze erg dik mee was op de camping, mee geweest.

Tegen achten aten wij eieren met spek op brood en kliekjes van de dag ervoor. En terwijl de bewolking die in de ochtend snel verdween nu weer terugkwam en de motregen begon te tikken, wasten wij af. Toen de kinderen na douchen en tanden poetsen naar bed gingen was het te laat voor Peter Hajo. Gelukkig konden wij nog wel kaarten. De avond ervoor werd er nog geklaverjast in een stemming die nog het meest op een begrafenis deed lijken, dit keer niet door mij want ik had me stellig voorgenomen de stemming er in te houden maar de rest van het gezelschap werkte niet mee. Hadden wij nu weer het andere uiterste. Wij dachten dat Verbal Diarrhoea vertrokken was van de camping, zat hij nu aan de kaarttafel. Omdat Boerenbridge ieder voor zich is, kan je er maar het beste het zwijgen toe doen – maar niet Chiel. Aan een stuk door ratelde hij over de voor en tegens, wat wijsheid was, wat dom, wie wat wel niet… Enfin, het nieuwe spreekwoord moet luiden: spreken is geen podiumplaats.

Eindstand kaarten: P 114, F100, J 99, M 88




Maandag 4 augustus 2008


Gelukkig, ik heb de schaduw al weer opgezocht. Het is weer Femke-weer: wolkje, zonnetje, beetje wind, aangename temperatuur. Wat een verschil met gister zeg!

Nadat de jongens onder groot enthousiasme van Daan – “Kom op Jas, we kunnen gaan!!” – vertrokken waren op hun visavontuur, zaten wij achterblijvers wat naar het miezerige weer te kijken. Wij hadden afgesproken naar de markt in St., Gildas d’Rhyus te gaan. Omdat we nog de mooie slakkenhuisachtige schelpjes hadden, met van nature een klein gaatje waar je door kon rijgen, had ik al eerder het idee opgevat om er armbandjes mee te maken. Op die markt had ik de eerste zondag al een kraam met kralen gezien en hoopte daar ook mijn toebehoren te vinden.

Met regenjassen en paraplu’s getooid, vertrokken wij vroeg. Zonder probleem vonden wij een parkeerplaats en wandeleden richting markt waar het in tegenstelling tot twee weken geleden nog heerlijk rustig was. De kralenkraam was al snel gevonden maar met prijzen tussen €0,50 en €3,- per kraal wel wat duur gezien het feit dat er nu al zes dames in de rij stonden voor een armbandje. Trouwens niet allen voor zo’n armbandje. In tegenstelling tot een marktgang met Chiel bleven wij nu staan bij elke kraam met armbandjes, oorbellen of andere frutsels. Na regelmatig gezeur of ze dan wel het een dan wel het ander mochten hebben, vonden wij toch nog een goedkopere kraam met mooie kralen. Met handen en voeten legden wij uit dat wij ook draad zochten voor de meegenomen schelpjes. Terwijl wij draad en kralen vonden, legde mevrouw Kraal ons uit dat als wij dit wilden doen wij eerst wat lijm aan het puntje moesten doen – ook met handen en voeten. Het moet er toch wel wat hilarisch uit gezien hebben. En dan nog het meest de gezichtsuitdrukkingen veranderend van een groot vraagteken in een grote golf naar opluchting, aha ik snap het, Oui, Oui!

Na wat inkopen om de gevangen makrelen van de BBQ van die avond, met een beetje geluk op het strand net als twee jaar terug, te vergezellen, liepen wij terug naar het mooie overdekte terras eerder gespot. Omdat de miezer nu bijna het volume had aangenomen van dat wat uit een verkalkte douchekop komt, wilden de dametjes graag warme chocolademelk. Zes jaar Frans op Vwo-niveau – om mij zelf wat beter te laten voelen zal ik vermelden ruim 20 jaar geleden – kon niet verhoeden dat ik de jonge ober in volledige stupiditeit geslagen liet uitroepen: “Qua?!?! Vous voulez du Coca Cola chaud???”. Uiteindelijk kwamen wij er toch uit en met chocolaatjes ernaast smaakte het goed.

Op een sms-je naar Michiel om te vragen hoe de vangst ervoor stond, kreeg ik het antwoord dat de teller op één makreel stond. Met drie volwassenen – de vader van Janneke, Rick, was ook mee – en twee turbo-vissertjes die zich met vierendertig stuks twee jaar terug bewezen hadden, moest dit wel een grapje zijn. Omdat niet alle kinderen zo gecharmeerd van vis zijn, werden er ook nog wat worsten gekocht. Broodjes knakworst maakten de lunch terwijl wij hoopvol naar de lucht beleven kijken of het al wat minder grijs werd.
De kleine dametjes vermaakten zich ondanks de regen met spelen in de speeltuin, in de tent met playmobile en rondstruinen tussen Kamp Janneke en Kamp Veerle/Claire. Nienke en Charlotte trokken met schaar en touw via het pad naar het strand om nieuwe boeketten te maken. Een klein uurtje later kwamen zij terug met twee prachtige boeketten met wilde bloemen, geschikt op een nonchalante wijze alsof ze nooit anders gedaan hadden.
Femke las haar, naar het schijnt zeer romantische boek, Het Venetiaanse huis uit en nadat ik geschreven had, begon ik aan de armbandjes. De truc met de lijm werkte goed voor de kralen maar toch niet goed genoeg voor de minuscule gaatjes in de schelpen. De door Michiel geërfde viskoffer van Rinus, een oude vriend uit Leiden en vervent visser, bood uitkomst. De keurig in een oud medicijnpotje opgeborgen vishaakjes hadden eerder al de gaatjes in de schelpjes wat groter gemaakt. Nu kon ik ook met het dunste visgaren de schelpjes aan de door ons gekochte blauwe en bruine touwtjes knopen.

En toen belde Chiel. Duidelijk als staande in een viswinkel, vroeg hij wat wij allemaal gekocht hadden zodat zij de inkopen bij Vrouw Visboer daar op af konden stemmen. Terwijl onze hoop op herhaling van onze strand-BBQ al verloren was gegaan in de drup, bleek nu ook waarvan wij eerder dachten dat het een grapje was, de waarheid. De hele dag vissen met de jonge, knappe Philippe (misschien hadden Femke en ik gewoon moeten gaan – was het visresultaat niet anders geweest maar dan had daar ook helemáál geen frustratie over bestaan) was twee makrelen en één pieterman. Makreel één door Jasper, pieterman door Chiel en makreel twee door Rick. Zelfs Philippe had geen idee waar de vis gebleven was, de sonar gaf elk kwartier tot half uur een klein bliepje wat op een visje zou kunnen wijzen.

Gelukkig zijn in dit gebied ook de grovere vissers met grote boten en sleepnetten. Samen met Rick en Fabienne verorberden wij oesters, sardientjes van de BBQ, de twee makrelen – die wel erg lekker waren – en drie grote kreeften. In de grootste pannen werden de laatsten op toch ietwat crue wijze bereid. Levend de pan in en opgezet met koud water met wat zout, zoals Vrouw Visboer had aangeraden, legden zij langzaam en dus heftig spartelend en stuiptrekkend het loodje.

De kreeft


De kreeft eerst nog zo blauw
Moest de pan in met een douw
Hij spartelde nog even
En liet toen het leven
Terwijl hij niet wist hoe hij smaken zou.


Nu zo mooi vurig en rood
Kraakten ze zijn spiervlees bloot
Door de gele kwak
En met luid gesmak
Genoten zij enorm van zijn dood.


Hij was de heerser van het zand
Verdedigde zich met hand en tand
De visser en toen zijn vrouw
De Hollander die toch vis wou
Helaas, van mensen had hij geen verstand.



Dinsdag 5 augustus 2008


Het is wat bewolkt maar de temperatuur is goed. De wonderen zijn de wereld nog niet uit want Michiel veegt de tent en de bedden hangen te luchten. Gelukkig heb ik nog wel de handwas uitgespoeld want dat zou wel wat ver gaan.

Zoals gezegd was het na de regendag gisteren wel een mooie dag. Na het ontbijt – dat over het algemeen bestaat uit veel “Ga nou eens zitten!”en “Wat wil je op je broodje? Nee, eerst iets gezonds.” – ging ik douchen. Het was verdacht rustig bij de douches terwijl alle wc’s op slot zaten. Ik ontkleedde mij fluitend en drukte enthousiast op de knop. Een klein miezerig straaltje kwam uit de gewoonlijk krachtig spuitende kop. Al half nat drukte ik nog een paar maal op de knop met de welbekende handdrukbeweging, overwoog de biltechniek, maar de straal werd er niets anders van. Je kan in je blootje weinig anders dan toch maar gewoon doordouchen en onder de miezer zeepte ik en probeerde het er ook weer af te spoelen. Terwijl ik uit de cabine stapte, stonden er een flink aantal Fransen met de billen tegen elkaar geknepen, wc-rol onder de arm geklemd, verdwaast naar de wc-deuren te kijken die maar dicht bleven. Ik legde geen verband tussen dunne straal en dichte wc’s. Mij sloeg de angst om het hart – Veerle! Had zij eerder die week op ingenieuze wijze al één van de wc-deuren op slot gedraaid en op de een of andere Houdini-achtige wijze uit het hokje geklommen, vermoedde ik nu dat zij dit in veelfout had geflikt. Ik snelde langs de benauwde Fransen en zocht haar. In de buurt van Janneke’s tent vond ik haar maar op mijn vraag of zij alle deuren op slot had gedaan keek zij mij volledig onschuldig aan van “Neuh?!”. Op alles wat maar heilig is, liet ik haar hierover de waarheid zweren – hand op het hart. Ik moest haar wel geloven. Bij de tent gekomen bleek Femke de was niet te kunnen doen want er was iets mis met de watervoorziening. Waarschijnlijk een papierophoping in de afvoer. Wederom dacht ik aan Veerle maar liet een tweede Spaanse inquisitie achterwege.
Na lego, lezen, spelen, schrijven en dergelijke aten wij een broodje en een pannenkoek van de skottel waarna het toch echt tijd werd strandwaarts te gaan.

De plek lag aan de baai vanwaar de mannen de dag ervoor met de boot vertrokken waren om te gaan vissen. We hoefden in elk geval niet bang te zijn dat de vissen ons in de tenen zouden bijten als we te water gingen. Dat dat zou gebeuren was bij aankomst so wie so niet zo eenvoudig omdat het water op zijn laagst stond en het wel een halve kilometer lopen was. Door het zachte briesje was het zeer aangenaam en ideaal weer om een groot zandkasteel te bouwen. Met Michiel stortten de kinderen zich hier dan ook op na wat rondgestruind te hebben. Femke en ik hadden allebei ons boek en vleiden ons hiermee als bevallige zeenimfen op de rotsen. Glaasje wijn en wat chipjes maakten de geneugten weer compleet.
Snel kwam het water weer hoger waardoor zowel het fort als Veerle’s zo driftig gezochte schelpjes weer door de zee teruggenomen werden. Voordat dit Femke en mij ook ten deel zou vallen, trokken wij ons terug en daarmee ook naar huis.

Vanwege de enorme overdosis omega 3, 6 en 9 van de dag ervoor werd mijn voorstel om spiesen te maken voor de BBQ met instemming begroet. Bij de Casino bleek de kipfilet ruim zes euro per kilo duurder dan heerlijke Veaux dus werd deze gemarineerd met knoflook, citroen en salie en met paprika, spek, en rode ui aan de spies erg lekker. Ter afsluiting werden er door de kinderen, samen met Jeroen en Janneke, marshmallows geroosterd boven het nog warme vuur.
Omdat het de laatste nacht van Janneke op de camping was mocht ze een nachtje bij ons en naast Veerle in de tent logeren. Met matje en slaapzak, haar toilettasje onder de arm gingen zij al giebelend en op een bijna identieke manier schaterlachend de tent in. Vanmorgen – iets eerder dan normaal – gingen zij alsof er geen slaap tussen had gezeten, al giebelend en lachend verder. Heel even heeft er al een traan in Veerle’s ogen geweld: “Nou gaat Janneke weg, dan ben ik helemaal alleen”. Ik hoor haar nu huilend aan komen lopen – terug van het uitzwaaien van de parkeerplaats.

Eindstand kaarten: wij (M+J) 181, zij (F+P) 113



Woensdag 6 augustus 2008


Het is al weer flink warm, wel zo dat er ook wel eens een onweersbui kan vallen. In ons kamp heerst enige onrust want een begin zal moeten worden gemaakt met het afbreken van dit fraaie kampement. Morgen gaan we vertrekken maar vandaag gaan we nog een tocht maken.

Gisteren is dat er niet van gekomen. De bewolking waarvan wij hoopten dat hij nog weg zou trekken deed dat niet. En wij – wij waren eigenlijk net zo onbewegelijk als de bewolking. Eerst zaten wij met Janneke nog zingend voor de tent te wachten tot Rick en Fabienne hun spullen hadden ingepakt. Terwijl Jeroen lag te kroelen met Nienke en Charlotte maakten Veerle en Janneke voor de laatste maal de speeltuin onveilig en dronken wij nog een kop koffie met hen. Daarna zwaaiden de kinderen, zowel Veerle als Janneke in tranen, de familie van de Weert uit.

De kinderen speelden weer verder en de ouders pakten hun boek weer op. Na schrijven en schilderen, begon het al weer te knagen en vertrokken Chiel en Jacques voor inkopen voor de lunch. Omdat zij naar Sarzeau inner city gingen en het natuurlijk bij de Fransen ook knaagt, was de slager al gesloten. Bij de Shopi, een mini-U zal ik maar zeggen, werd er toch weer lekkere soep en aardappel en worst gescoord. Omdat Femke dat graag nog een keer wilde, had zij het kampement verbouwd en aten wij als een grote Italiaanse familie aan één grote tafel – de standaardopstelling van vorig jaar.

Nog even leek er een initiatief te komen voor een strandwandeling maar nadat Michiel in slaap gesukkeld was in zijn stoel en zich daarna terug trok in de tent, berustten wij in de stoelhouding met boek en schilder- of kraalwerk.

Na erg lang peinzen, zoals hij zelf zei: “Het is geen halszaak maar het houdt met toch bezig”, had Jacques bedacht dat de gids, die wij veelvuldig gebruikt hadden en nu al een paar dagen kwijt is, bij Carnac toen wij de Menhirs bekeken, had laten liggen. Om het nummer van het centre visiteur te achterhalen liep hij naar Mevrouw Camping om te kijken of zij verder kon helpen.
Wel met een telefoonnummer maar niet van het centre visiteur kwam hij opgetogen terug. De au-pair van Mevrouw Camping, de jonge blonde Esther, zou mobiel bereikbaar zijn en toevallig net in Carnac. Natuurlijk was Jacques niet meer aanspreekbaar en kreeg hij de ene sms na de andere. Nadat Femke en ik herhaaldelijk een toespeling hadden gemaakt zette hij zijn telefoon op trilfunctie. Gelukkig bleken achteraf de sms-en van Otto te komen en konden wij gerust verder lezen. Esther antwoordde niet op bel en niet op sms. Nog eenmaal deed Jacques een poging door naar de receptie te lopen. En toen, toen spotte hij Esther in de speeltuin waar zij net een yogasessie gaf. Nooit hadden wij kunnen vermoeden dat Jacques zó into Yoga was. Het boekje, dat is nog steeds niet boven water alleen.

Gegrepen, nu ik, door het romantische verhaal van Het Venetiaanse huis bracht ik de middag door. Jacques las weer over Van Agt om zijn gedachten van de jonge Esther af te leiden en Femke las haar volgende romantische boek.
Na het avondeten en het voorlezen van de kinderen, voor de laatste maal in hun vertrouwde tenten omdat wij vandaag de kleine tenten vast af zullen breken, zetten wij ons weer in avondopstelling. De fakkels uit Vannes brandden, de waxinelichtjes in de schoongemaakte yoghurtpotjes ook. Thee en koffie, Amaretto en whisky en natuurlijk bij de lokale Willy Alferink, niet alleen de winkel is hetzelfde als Willy’s postkantoor bij ons in het dorp maar ook de man zelf schijnt een kopie te zijn, gekochte pure chocolade. Eigenlijk werd onze rust alleen verstoord door Verbal II die wederom aan de kaarttafel plaatsnam. Na per rondje kaarten maar één opmerking toe te staan werd het rustiger. Het spreekwoord kan voor klaverjassen blijven zoals het is: spreken is zilver, zwijgen is goud.

Peter en zijn vrienden vinden land en vangen een schildpad.
Eindstand kaarten: Wij (J+F) 172, Zij (M+P) 132



Donderdag 7 augustus 2008


Met mijn billen in de stoel van de Volvo, het mandje met proviand aan mijn voeten, zijn we op weg naar huis. De Tomtom geeft weer 1068 km aan.

Nadat de kindertenten vast afgebroken waren en de bedden in de oudertenten weer opgemaakt waren, vertrokken wij voor een laatste tocht door het mooie Bretagne. Na het bladeren door talloze foldertjes van het gebied werd er gekozen voor een tocht met de boot naar Ile d’Arz. De mandjes werden weer gepakt en vanaf Séné namen wij de boot. Langs de prachtige Golf du Morbihan waar, zo leek het, met de grootste nonchalance hier en daar een prachtige villa tegen de oevers was geplakt. Door de donkergrijze wolkenslierten afgewisseld met lichtere stukken maakte de zon, die er doorheen probeerde te brandden, er een spectaculair schouwspel van.

Na aankomst op het Ile d’Arz stuitten wij direct op een fietsverhuur. Claire en Veerle konden hun geluk niet op want eindelijk leek het er dan op de laatste dag van de vakantie toch nog van te komen – en zij hadden al zo vaak gevraagd. Ook de jongen van de fietsverhuur kon zijn geluk niet op want tien fietsen in één keer in de verhuur betekende direct dat hij de rest van de middag kon gaan lunchen en wachten tot ze weer terug zouden komen.
Na wat heen en weer pakken van de mandjes stapten wij allen op de fiets om het eiland te verkennen. En wat een eiland was het. Heuveltje op, heuveltje af toerden wij langs de baai tot wij in Le Bourge kwamen. Een prachtig dorpje met kleine straatjes waar zeer authentieke Bretonse huizen stonden – bloemige voortuinen leiden naar blauwe deuren van witte huizen met mooie luiken, kanten gordijntjes voor de ramen en een leistenen dak. De baai zelf vol met boten en sloepen. De ene oesterbank naast de andere, om elke bocht weer een ander strandje. Aan de ene kant was het er Engels chique maar het had ook juist een alternatieve, wat Keltische kunstenaars-sfeer.

Omdat wij de koelkasten aan het leegeten waren, hadden wij ruim aan spullen voor de lunch – behalve brood. Beleg zonder brood smaakt ook prima, zo bleek, en nadat wij ons door de worst, kaas, sardientjes en chocoladecakejes heen hadden gewerkt, konden wij er weer tegen. Met de mandjes vele kilo’s lichter stapten wij weer op. Helaas bleek Chiel al een lekke band te hebben en werd Charlotte naar achterop verplaatst omdat zij ook een redelijk grote fiets had. De tocht werd, voor Chiel met fiets aan de hand, vervolgd. Nog even raakten wij Femke en Jacques met Charlotte achterop kwijt. Zij wachten rustig bij de kerk op een terras terwijl wij een deel van de baai affietsten. Via de aanlegsteigers van de zeil- en surfschool en een veld vol Franse pubers kwamen ook wij weer bij de kerk.
Gezamenlijk zouden wij terugkeren naar de boot naar het vasteland. Was het de vorige fietstocht – toen wij op Camping de Vrolijk in Laren stonden in de meivakantie met hetzelfde gezelschap – nog Veerle die ter asfalt stortte, was het nu Nienke. Terwijl een aardige Fransman haar meteen te hulp schoot, kreeg zij van Michiel een enorme uitbrander. Alsof zij met opzet zou omvallen met haar fiets. Meneer Frans Aidé keek zeer verbaasd naar de liefhebbende vader en maakte zich toen maar gauw uit de voeten. Ik, die achter Nienke fietste, had gezien dat ze over een bult in de weg stuiterde waarna haar stuur omdraaide en zij met een salto eroverheen vloog. Gelukkig vielen de verwondingen met een gescheurde teennagel mee en konden wij na wat sussen aan verschillende kanten weer verder.
Via een mooi pad fietsten, waarlangs links en rechts de mooiste oude verroeste boten lagen, kwamen wij nog een merkwaardig gezelschap tegen dat in een poel een duik nam. Een oudere man, één dochter van negroïde afkomst en een moeder met wel een heel klein bikinibroekje namen een duik terwijl een andere oudere man hun in allerlei poses op de foto zette. In dezelfde poel, niet groter dan een wat ruim uitgevallen vijver, stonden drie Vietnamezen, twee zonen met hun vader, te vissen met werphengels. Ik had nog even een visioen van het kleine broekje aan een hengel maar fietste toen toch verder.
Omdat het al weer avond was gingen wij weer richting Sarzeau. Bij de winkel van Willy kochten wij nog wat van onze favoriete chocola . De mooie groene theepot was niet alleen erg duur maar ook wel een risicootje om mee te nemen. Gelukkig scoorde ik nog een mooie canvas opvouwbare (!) kar voor mee naar de markt. Ik geloof dat Jacques wat minder blij was met de mooie, maar niet opvouw- dan wel inklapbare, oesterdoos van Femke.

Bij terugkomst was de feestavond, die wij voor vertrek al aangekondigd hadden zien staan, al in opbouw. Vanaf acht uur zouden er crêpes en galettes geserveerd worden. Na nog een Pastis bij de tent voor de heren en een glaasje wit voor de dames, sprak Jacques met een stalen gezicht: “Nou, zullen we ons dan maar eens afbewegen?”. Na een kleine stilte mijnerzijds, een verbaasde blik van Femke kon ik niet anders dan toch vriendelijk bedanken voor de eer, alvorens samen met haar in lachen uit te barstten. Na wat grappen over wat een nette jongen hij toch was om er zo’n chique woord voor te gebruiken, bewogen wij ons toch naar een van de andere velden. Mevrouw Camping, onder de vertrouwde groene partytent (misschien moeten wij haar ook eens vertellen van het gemak van een tarp) samen met meisje Camping en Oma Camping. Meneer Camping bleek deel uit te maken van het vierkoppige gezelschap dat vanaf de jeux-des-boulles baan de muziek verzorgde. Terwijl wij weer tien stoelen op een rij zetten, gingen Femke en Jacques weer in de, alweer lange, rij voor gallete met worst en een crêpe met chocola of suiker. Hoewel de vertraging vooral in de worstenbakker zat, waarschijnlijk Opa Camping, was het het wachten wel waard – erg lekker.
Buurman Frans Chagrin, die overigens later best vriendelijk werd, nam met dochterlief en buurvrouw Frans Chagrin (die in het vakantievriendinnen-boekje van Femke mag schrijven want zij heeft toch een heel aantal gesprekken met haar gevoerd) achter ons plaats. Misschien was het dat de fietstocht ons in de benen gezakt was of misschien zaten wij ons voor een deel al los te maken van het campingleven – wij mengden ons niet in de Bretonse dansen deze keer. Misschien was het gewoon minder gezellig of misschien waren wij gewoon minder gezellig want de muziekjongens deden toch aardig hun best. Misschien miste het de inspirerende, gestoorde zanger van de vorige keer – het was prima maar we vonden het allen minder leuk.
De afkoeling maakte dat we terug gingen naar de tent en onder de luifel met de gaslampen en de kaarsen aan was het een stuk aangenamer.

Vanmorgen om acht uur was ik tegelijk met Femke onder de douche. Na wat eerste inpakdingen en ontbijt werd het mooie kampement toen toch in rap tempo ontmantelt.
De slaapzakken en kussens eruit, waar we zo veel lekkere nachten op geslapen hadden. De keukentjes van het kookeiland, de skottel en de gaspitten waar wij zoveel lekkers op gekookt hebben. De laatste afwas en het verdelen van bestek, borden bekers, bakjes. De gekochte cognacglazen in de koelkast wegens ruimtegebrek in de andere kisten. De bloemen de prullenbak in, de yoghurtpotjes voor de waxinelichtjes naar het glas, de opgebrande kaarsenpotten ook weg. De restanten fakkel uit het gras geplukt.
Na het laten zakken en invouwen van de tenten bleven er vier kale plekken over, twee grote en twee kleine. De woelmuis die Chiel en ik bijna elke nacht hoorden dan wel voelden lopen, had een wir war van gangetjes onder onze tent gemaakt en een aantal gaten in de onderleggers – ook bij het vuil dus.

In mijn tas zitten nog de mooie schelpen en de kralen – misschien kan ik er thuis nog iets mee maken. De Passat van Jacques en Femke hangt nog iets meer achterover maar de mooie blauwe verweerde bootplank is mee. Op de markt nog de laatste oesters voor de lunch van zo meteen. We zijn weer op weg naar Les Pays Bas. Niemand van Aafke’s tiental had écht zin om naar huis te gaan. We zullen het nog missen – ons fraaie geaccidenteerde terrein.



Dankwoord

Zonder een groot aantal mensen was dit reisverslag niet tot stand gekomen en daarom wil ik hen de eer geven die ze verdienen.

Allereerst mijn vader die mij al vele jaren voorgegaan is in deze traditie zodat ik al mijn kampeervakanties uit mijn jeugd kan herbeleven door zijn mooie boeken.

Daarnaast natuurlijk mijn partner van uitgeverij de Bezige Bij – Femke Wijma – zonder haar vormgeving en illustraties is dit boekwerk niets. Zonder haar hete adem in mijn nek, wanneer ik nou eindelijk eens klaar zou zijn met uittypen zodat zij aan de gang kan, zou het ook tot niets komen. Daarnaast wil ik haar ook bedanken voor het altijd aanwezige enthousiasme en haar waardering bij het voorlezen van de dag.

Ook wil ik de volgende mensen bedanken voor het geven van inspiratie en het geven van stof tot schrijven: de leden van ons gezellige reisgezelschap te weten Chiel, Jacques, Daan, Nienke, Veerle, Charlotte, Jasper en Claire. Maar ook Mevrouw Camping, Buurman en Buurvrouw Frans, Buurman en Buurvrouw Frans Chagrin, Verbal Diarrhoea, Meneer Pineau, Visboer, Vrouw Visboer, onze buren en buurkinderen en alle anderen die ons pad kruisten deze vakantie.

Tot slot wil ik Aaf Brandt Corstius bedanken voor haar geweldige column. Hij heeft als een rode draad onze vakantie volop kleur gegeven – alleen een gebloemde tarp paste er niet meer bij...